ECLI:NL:RBDHA:2020:7538
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielprocedure. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd over haar voornemen om de zaak zonder zitting af te doen, waarop geen van de partijen bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat de Staatssecretaris er in het algemeen van uit mag gaan dat Duitsland zijn verplichtingen nakomt.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het bestreden besluit en dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier, en is bekendgemaakt op 10 juli 2020. Eiser kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.