ECLI:NL:RBDHA:2020:7525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20/1284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot griffierecht

Op 15 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, van Armeense nationaliteit, een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek is ingediend op 17 februari 2020. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster het verschuldigde griffierecht van € 178,- niet heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. Verzoekster heeft verzocht om ontheffing van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar heeft niet tijdig de gevraagde informatie over haar inkomen en vermogen overgelegd. Hierdoor is het verzoek om ontheffing afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster niet heeft voldaan aan de betalingsverplichting. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier A.C. Karels, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1284

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , van Armeense nationaliteit, verzoekster

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. M.J. Baaij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 17 februari 2020 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb € 178,-. Op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen twee weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het verzoek op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 20 februari 2020 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Verzoekster heeft bij brief van 6 maart 2020 verzocht om ontheffing van de betaling van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Verzoekster stelt niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen. Bij brief van 13 maart 2020 heeft de rechtbank verzoekster in de gelegenheid gesteld binnen twee weken een verklaring over te leggen over haar inkomen en haar vermogens(bestanddelen) in Nederland en het buitenland en haar verklaring met bewijsstukken te onderbouwen. Verzoekster heeft hierop niet gereageerd. Het verzoek om ontheffing van het griffierecht is daarom bij brief van 10 april 2020 afgewezen.
4. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 11 april 2020 verzoekster nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 15 april 2020 is bezorgd op het kantooradres van gemachtigde.
5. Verzoekster heeft het griffierecht niet betaald. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 15 juli 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.