ECLI:NL:RBDHA:2020:7509
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het rechtmatig verblijf van een Spaanse gemeenschapsonderdaan in Nederland en de gevolgen van het ontvangen van bijstandsuitkeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Spaanse gemeenschapsonderdaan, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris waarin werd vastgesteld dat zij nooit rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad op basis van artikel 8.12, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). De staatssecretaris concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf, omdat zij langer dan drie maanden in Nederland verbleef zonder voldoende bestaansmiddelen en geen arbeid had verricht.
Eiseres, geboren in 1953, ontving sinds 17 oktober 2018 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat het belang van de Nederlandse staat om eiseres te verwijderen zwaarder weegt dan haar belang om in Nederland te blijven. De rechtbank heeft de belangenafweging van de staatssecretaris onderschreven, waarbij is gekeken naar de duur van het verblijf van eiseres, haar financiële situatie en de medische omstandigheden.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres niet kan worden aangemerkt als werkzoekende met een reële kans op werk, aangezien zij op het punt stond de pensioengerechtigde leeftijd te bereiken en geen concrete stappen had ondernomen om werk te vinden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat een beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet kan leiden tot het verkrijgen van verblijf op basis van de Verblijfsrichtlijn. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier.