ECLI:NL:RBDHA:2020:7505
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure met connexiteitsvereiste
Op 30 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, behorend bij de procedure met zaaknummer AWB 19/9570. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. Y. Özdemir, had een V-nummer en was in beroep tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat niet langer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen indien er een lopende procedure is waartegen beroep is ingesteld of bezwaar is gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroep van verzoeker in de hoofdzaak ongegrond was verklaard, waardoor het connexiteitsvereiste niet meer van toepassing was. Hierdoor was er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan zonder dat partijen op een zitting zijn uitgenodigd, aangezien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor deze niet op een openbare zitting is uitgesproken, maar later alsnog gepubliceerd zal worden op de website van de rechtspraak.