ECLI:NL:RBDHA:2020:7500
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 7 mei 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1985, die lijdt aan schizofrenie en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf, zijn gehoord. Betrokkene heeft aangegeven de medicatie liever niet meer te willen gebruiken, terwijl zijn moeder en de behandelend arts juist hebben aangegeven dat de medicatie noodzakelijk is voor zijn stabiliteit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn voor de voorgestelde verplichte zorg. De rechtbank oordeelt dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden, zoals lichamelijk letsel, psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 21 november 2020, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter M.F. Baaij, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en is uitgesproken ter openbare zitting.