ECLI:NL:RBDHA:2020:7500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/592523 / FA RK 20-2853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 7 mei 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1985, die lijdt aan schizofrenie en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf, zijn gehoord. Betrokkene heeft aangegeven de medicatie liever niet meer te willen gebruiken, terwijl zijn moeder en de behandelend arts juist hebben aangegeven dat de medicatie noodzakelijk is voor zijn stabiliteit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn voor de voorgestelde verplichte zorg. De rechtbank oordeelt dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden, zoals lichamelijk letsel, psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 21 november 2020, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter M.F. Baaij, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/592523 / FA RK 20-2853
Datum beschikking: 15 juli 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Poot te Leiden.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 24 april 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 3 april 2020 met bijlagen;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 4 mei 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene zelf;
- de advocaat;
- de [arts] ;
- de [woonbegeleider] , in bijzijn van betrokkene;
- de moeder van betrokkene, in bijzijn van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij de medicatie liever niet meer wil omdat betrokkene via een rechterlijke machtiging al een jaar onder behandeling staat en er niet zoveel verandert in de situatie. Betrokkene zegt benauwd en kortademig te worden van de Clozapine.
De moeder van betrokkene heeft naar voren gebracht dat het mét medicatie heel goed gaat, maar door de Clozapine heeft hij het benauwd en wordt hij vaak nat van het zweet wakker. Daar maakt de moeder zich zorgen over. Zonder medicatie is hij lastig te hanteren en valt hij vaak mensen lastig.
De arts heeft naar voren gebracht dat het nu heel goed gaat me betrokkene en dat is al zo’n anderhalf jaar. Betrokkene onderneemt veel dingen, zowel binnen als buiten de woonvorm. De angsten en wanen worden niet meer terug gezien bij betrokkene. Clozapine kan een verhoogde speekselvloed geven. Daar zijn druppeltjes voor die dat kunnen wegnemen, Betrokkene wil eigenlijk van de Clozapine af. Met betrokkene is geprobeerd de dosis te verlagen, maar dan treedt een verslechtering van het toestandsbeeld op. Als betrokkene zelf de regie krijgt over de medicatie dan lukt het hem dat niet en treedt een psychiatrisch toestandsbeeld op. Van vrijwilligheid is dan ook geen sprake. De mogelijkheden zullen worden onderzocht of betrokkene alternatieve medicatie kan krijgen, maar de afbouw van Clozapine moet met zeer kleine stappen. Andere middelen zijn eerder geprobeerd, maar waren niet effectief.
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat het de wens van betrokkene is niet meer met een zorgmachtiging geconfronteerd te worden. Het gaat al lange tijd goed en betrokkene is medicatietrouw. De medische verklaring van [psychiater] die gevoegd is als bijlage bij het onderhavige verzoek, schetst geen actueel beeld van betrokkene. Die verklaring lijkt bovendien zeer sterk op de medische verklaring die een jaar eerder opgesteld is. Ook is niet gebleken van een behoorlijk onderzoek. Nu informatie over de actuele toestand over betrokkene ontbreekt wordt bepleit de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek. Indien de rechtbank wel aan een inhoudelijke behandeling toekomt biedt het verzoek geen basis tot toewijzing daarvan. Bovendien wenst betrokkene te stoppen met de medicatie. De stoornis biedt geen aanknopingspunten tot toepassing van verplichte zorg. Met betrekking tot een opname heeft de advocaat nog naar voren gebracht die enkel en alleen op te nemen bij een dreigende decompensatie van betrokkene.
De arts heeft op dit verweer aangegeven dat het toestandsbeeld het zelfde is gebleven de laatste anderhalf jaar en dat past bij het gedrag dat betrokkene gedurende die tijd heeft laten zien. Van een opname is sinds 2018 geen sprake meer geweest. Wat niet verandert bij betrokkene is het ageren tegen de medicatie. Zolang betrokkene de medicatie gebruikt is een opname niet nodig.

Beoordeling

De rechtbank stelt als eerste vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen.
Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek.
Met betrekking tot het ontvankelijkheidsverweer van de advocaat overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. De medische verklaring die tot de stukken behoort komt inderdaad grotendeels overeen met de medische verklaring van vorig jaar, maar dat wil niet zeggen dat deze geen actueel toestandsbeeld geeft, maar juist dat in het toestandsbeeld van betrokkene in het afgelopen jaar niet veel is veranderd. Dat past bij de stoornis van betrokkene en wordt bevestigd in de overige stukken en hetgeen ter zitting is besproken. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de advocaat.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie op beide onderdelen ontvankelijk is in het verzoek.
Op 5 juni 2019 is door de rechtbank een Bopz machtiging verleend tot en met 21 mei 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en zwakbegaafdheid.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
In het verleden is betrokkene vanuit een psychotisch toestandsbeeld fysiek agressief geweest met name naar familie. Het is betrokkene nog niet gelukt zelfstandig een leven op te bouwen zonder medicatie. Betrokkene verblijft in een beschermde woonomgeving en heeft nog geen baan of andere dagbesteding gevonden. Hoewel de psychotische klachten momenteel niet meer op de voorgrond staan, is er sprake van een instabiel evenwicht en bestaat het risico dat de psychotische klachten en de daarmee gepaard gaande agressie weer kunnen gaan toenemen bij het stoppen of afbouwen van de medicatie.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er op dit moment geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Betrokkene betwist de diagnose niet en hoewel hij de medicatie momenteel inneemt, blijft het een onderwerp van discussie en wil hij een lagere dosis dan dat de behandelaren verantwoord achten of zelfs helemaal stoppen. Een eerdere poging tot het verlagen van de dosis, heeft namelijk geleid tot een toename van de psychotische symptomen.
De arts heeft ter zitting aangegeven dat niet alle in het verzoek vermelde vormen van verplichte zorg thans noodzakelijk zijn, te weten het toedienen van vocht, het toedienen van voeding, beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten, onderzoek kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het opnemen in een accommodatie. De rechtbank zal het verzoek in zoverre dan ook afwijzen.
De (overige) in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn, als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 21 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, bijgestaan door F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.