ECLI:NL:RBDHA:2020:7497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/595201 / FA RK 20-4113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1950. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 26 juni 2020, naar aanleiding van een aanvraag van 17 juni 2020. De cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten Alzheimer, en heeft eerder meerdere ziekenhuisopnames gehad vanwege een slechte bloedsuikerspiegel. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de cliënt, de psychiater, de woonbegeleider en de zoon van de cliënt. De cliënt zelf heeft aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen opname, terwijl de psychiater en de woonbegeleider de noodzaak van opname benadrukken vanwege de ernstige gevolgen van de aandoening en het gebrek aan structuur in het leven van de cliënt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. De cliënt verzet zich op bepaalde momenten tegen opname, waardoor vrijwilligheid geen optie is. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 14 januari 2021. Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, en is vastgesteld op 5 augustus 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/595201 / FA RK 20-4113
Datum beschikking: 15 juli 2020

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 26 juni 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1950 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende: [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J. de Koning te Lisse.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 17 juni 2020;
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
30 maart 2020;
- een op 24 juni 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts]
die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft
onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • de advocaat, mr. J. de Koning;
  • de [psychiater] in bijzijn van cliënt;
  • [woonbegeleider] in bijzijn van cliënt;
  • de [afdelingsarts] in bijzijn van cliënt;
  • de [zoon] , in bijzijn van zijn vader;
  • cliënt zelf.

Standpunten ter zitting

Client heeft aangevoerd dat een opname de beste oplossing is voor hem en daar geen bezwaar tegen maakt.
De psychiater heeft naar voren gebracht dat cliënt reeds een aantal malen opgenomen is geweest in het ziekenhuis vanwege de slechte bloedsuikerspiegel en nu weer. Als die regelmatig ontregelen is dat zeer gevaarlijk. Client heeft zelfs laten ontvallen dat het leven geen zin meer heeft. Als cliënt ontslagen wordt bestaat de vrees dat het thuis weer niet goed zal gaan. De cognitie is verslechterd en cliënt vergeet daardoor veel. De rechterlijke machtiging is nodig omdat de vrijwilligheid bij cliënt niet consistent is.
De woonbegeleider heeft naar voren gebracht dat de dagelijkse structuur bij cliënt ontbreekt. Om daar goed naar toe te kunnen werken is contact geweest met [instelling] Die hebben geadviseerd een zorgmachtiging aan te vragen. Als die er komt kan cliënt geplaatst worden.
De zoon van cliënt heeft nog naar voren gebracht dat zijn vader thuis al de maximale zorg krijgt, maar dat dit onvoldoende is om de gevaren die door zijn dementie ontstaan te ondervangen.
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen. Er zijn voldoende mogelijkheden cliënt op vrijwillige basis toe te laten leiden naar een verpleeginstelling.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten Alzheimer.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Gebleken is dat cliënt zich (op bepaalde momenten) verzet tegen de opname en het verblijf. Verblijf op basis van vrijwilligheid is daarom geen optie.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1950 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 14 januari 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, bijgestaan door F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.