ECLI:NL:RBDHA:2020:7472
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en hoofdverblijf
Op 6 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw) door het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard. De voorzieningenrechter moest beoordelen of er sprake was van een spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker stelde dat hij sinds maart 2020 geen inkomen had en dreigde zijn woning te verliezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker voldoende spoedeisend belang had bij zijn verzoek, gezien zijn financiële situatie en de dreiging van huisuitzetting.
De voorzieningenrechter constateerde dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag was gebaseerd op bankafschriften die zouden aantonen dat verzoeker zijn hoofdverblijf niet in de gemeente had. Verzoeker betwistte dit en voerde aan dat hij zijn hoofdverblijf in een andere gemeente had. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de feitelijke woon- en verblijfsituatie van verzoeker. De voorzieningenrechter benadrukte dat de pintransacties op zichzelf niet voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen.
Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, het bestreden besluit te schorsen en verweerder op te dragen om aan verzoeker voorschotten te verstrekken ter hoogte van de bijstandsnorm. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker. Deze uitspraak werd gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zou worden.