ECLI:NL:RBDHA:2020:7447
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie en betreft een vrouw, geboren in 1955, die lijdt aan een bipolaire stoornis. De rechtbank heeft op 17 juli 2020 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij verschillende betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen. De psychiater in opleiding heeft verklaard dat de betrokkene in het verleden meerdere keren gedwongen is opgenomen en dat er nu enige bereidheid is tot samenwerking, maar dat deze nog pril is. De betrokkene zelf heeft aangegeven de noodzaak van de zorgmachtiging niet te zien, maar de rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die ernstig nadeel met zich meebrengt, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren en te herstellen. De rechtbank verleent de zorgmachtiging en legt verschillende vormen van verplichte zorg op, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De machtiging geldt tot en met 9 januari 2021. De beschikking is gegeven door rechter C.G. Meeder, bijgestaan door griffier S.P.M. Flipse, en is uitgesproken ter openbare zitting.