ECLI:NL:RBDHA:2020:7446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/595307 / FA RK 20-4162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 5 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 30 juni 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging voor een man, geboren in 1989, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een floride psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie, verergerd door drugsgebruik. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 juli 2020, waarbij de rechtbank, vanwege de coronamaatregelen, enkele betrokkenen telefonisch hoorde.

De betrokkene was het niet eens met de diagnose en weigerde medewerking aan de behandeling. Hij stelde dat hij geen hulp nodig had en dat hij in staat was om voor zichzelf te zorgen. De advocaat van de betrokkene vroeg om uitstel om een eigen plan van aanpak op te stellen, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkene eerder al de kans had gekregen om dit te doen en daar geen gebruik van had gemaakt.

De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging, die geldig is tot en met 15 januari 2021, en wees het verzoek om een eigen plan van aanpak af. De beschikking werd gegeven door rechter C.G. Meeder, bijgestaan door griffier S.P.M. Flipse, en is vastgesteld op 28 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/595307 / FA RK 20-4162
Datum beschikking: 17 juli 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1989, [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 26 juni 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 29 juni 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 26 juni 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
Nadien zijn door de betrokkene nog twee ongedateerde brieven ingebracht, alsmede een brief
van 12 juli 2020 gericht aan de officier van justitie met verzoek om uitstel voor het opstellen
van een eigen plan van aanpak.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [waarnemend arts]
- een psychiatrisch verpleegkundige.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

De waarnemend arts heeft verklaard dat de betrokkene bekend is met schizofrenie en middelenmisbruik. Betrokkene is het niet eens met de diagnose. Volgens hem mankeert hij niks en dat is ook de reden dat hij niet meewerkt aan zijn behandeling. Betrokkene is wantrouwend, denkt vanuit zijn angst een somatisch probleem te hebben en meldde zich voor opname voortdurend op de SEH. Betrokkene is dreigend en eisend in het contact. Hij is anderen tot last en roept agressie over zich af.
Betrokkene heeft meegedeeld dat hij niks verkeerd heeft gedaan en dat hij anders is dan de mensen die opgenomen zijn. Hij beklaagt zich over het feit dat hij zijn ambulant behandelaar sinds drie maanden niet heeft gezien of gesproken. Hij kan prima voor zichzelf zorgen en voor zijn eigen belangen opkomen. [psychiater] is de enige arts die hij heeft gesproken. Hij is van mening dat de rechter wordt voorgelogen door hetgeen in de medische verklaring over hem is opgeschreven. Tevens beklaagt hij zich over het feit dat hij er niet op is gewezen dat hij een eigen plan van aanpak kon maken. Hij wil daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
De advocaat heeft namens de betrokkene uitstel verzocht om hem alsnog in de gelegenheid te stellen een eigen plan van aanpak op te stellen. Doel is om verplichte zorg te voorkomen nu een en ander met name gebaseerd is op ervaringen uit het verleden. Betrokkene wil geen zorgmachtiging. Betrokkene erkent wel dat er iets met hem aan de hand is, maar er is geen sprake van een verslaving. Hij voelt zich onbegrepen en de behandelaren nemen daar onvoldoende kennis van. Hij wil dat het verzoek wordt afgewezen en dat hij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om een eigen plan van aanpak op te stellen om zo verplichte zorg te voorkomen.
De waarnemend arts heeft in aanvulling hierop verklaard dat hij van zijn collega heeft begrepen dat de betrokkene op 15 mei 2020 in de gelegenheid is gesteld om een eigen plan van aanpak op te stellen, maar dat de betrokkene daar geen gebruik van heeft gemaakt.

Beoordeling

Op 15 januari 2020 is door de rechtbank een voorlopige machtiging verleend tot en met 15 juli 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een floride psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie, gecompliceerd/geluxeerd en onderhouden door gebruik van drugs.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Uit het verhandelde ter zitting volgt dat het ernstig nadeel voldoende is onderbouwd. Het verzoek om alsnog een eigen plan van aanpak op te stellen zal worden afgewezen, nu de rechtbank voldoende aannemelijk acht dat betrokkene in een eerder stadium daartoe in de gelegenheid is gesteld, maar hij daar kennelijk geen vervolg aan heeft gegeven. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1989, [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie;

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 januari 2021;

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Meeder, rechter, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.