ECLI:NL:RBDHA:2020:7445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/595704 / FA RK 20-4372
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 7 juli 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1991 in Marokko. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf, zijn gehoord. Betrokkene heeft aangegeven geen opname of medicatie te willen, ondanks dat hij erkent ziek te zijn. De ambulant begeleider en de casemanager hebben echter verklaard dat betrokkene baat heeft bij medicatie en dat zijn toestand verslechtert zonder. De advocaat van betrokkene heeft betoogd dat niet voldaan is aan de criteria voor een zorgmachtiging en heeft afwijzing van het verzoek bepleit. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat betrokkene lijdt aan schizofrenie en dat er ernstig nadeel dreigt zonder verplichte zorg. De rechtbank heeft daarom de zorgmachtiging verleend, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De machtiging geldt tot en met 23 januari 2021. De beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/595704 / FA RK 20-4372
Datum beschikking: 24 juli 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1991, te [geboorteplaats] , Marokko,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 07 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 1 juli 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 22 juni 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 03 juli 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [ambulant begeleider] , in aanwezigheid van de betrokkene;
- de [casemanager] ;
- de [mentor] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene stelt dat wat over hem is opgeschreven niet klopt. Hij wil geen opname en ook geen medicatie. Hij erkent wel dat hij ziek is, maar daarvoor heeft hij geen medicatie nodig. In het verleden heeft hij medicatie gebruikt, maar daar is hij alleen maar van achteruit gegaan. Hij is er helemaal klaar mee.
De ambulant begeleider heeft meegedeeld dat zij wel degelijk verschil ziet bij betrokkene wanneer hij wel of geen medicatie gebruikt.
De casemanager heeft verklaard dat de betrokkene voor hij bij het wijkteam kwam, net een klinische opname achter de rug had bij Kristal en dat hij toen goed kon vertellen wat zijn hulpvraag was. Hij gebruikte medicatie, maar was het daar niet mee eens en wilde daarover in gesprek. In februari 2020 heeft hij zelf bedacht om te stoppen met de medicatie en sindsdien zijn de contacten verminderd en wordt gezien dat hij vastloopt. De casemanager pleit niet persé voor een opname. Het streven is om betrokkene ambulant weer in te stellen op medicatie en als vangnet eventueel een opname mocht dat niet lukken. Schizofrenie staat bij betrokkene op de voorgrond en daaruit vloeit het ernstig nadeel. Daarnaast heeft hij LVB-problematiek.
De advocaat heeft aangevoerd dat zij gisteren een goed gesprek heeft gehad met betrokkene. Hij heeft altijd op vrijwillige basis meegewerkt met zijn behandeling en medicatie ingenomen. Naar zijn idee heeft dat niet geholpen. Duidelijk is wel dat er iets aan de hand is met hem. Voor de advocaat is echter onvoldoende duidelijk wat nu op de voorgrond staat: de psychiatrische stoornis of een verstandelijke beperking, en welke wet van toepassing is. Al met al is er niet voldaan aan de criteria van de Wet Wvggz om een machtiging af te geven. Daarnaast heeft betrokkene een mentor en die is er niet voor niets. De mentor zou een en ander in gang kunnen zetten voor de betrokkene. Namens de betrokkene bepleit de advocaat dan ook afwijzing van het verzoek.
De mentor heeft aangegeven dat de zaak complex is. Betrokkene wil een eigen plek. Hoe langer dat duurt, hoe depressiever hij wordt en vervolgens weer vervalt in een psychose. Wat voor ons normaal is, is voor hem abnormaal en omgekeerd. Betrokkene raakt dan in zichzelf gekeerd en loopt tegen een muur op.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. Uit de toelichting ter zitting van de casemanager volgt, dat het hierna gestelde ernstig nadeel uit genoemde psychische stoornis voortvloeit.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
Daarbij overweegt de rechtbank op basis van het verhandelde ter zitting dat de vormen van verplichte zorg, zoals die zijn opgenomen in het zorgplan en hiervoor besproken, zullen worden toegewezen. In de medische verklaring is een deel wel aangekruist, maar niet gemotiveerd onderbouwd. De verplichte vorm van zorg tot het verrichten van medische controles wijst de rechtbank eveneens toe nu gebleken is dat dit eveneens nodig is om ernstig nadeel te voorkomen. De andere vormen van verplichte zorg worden niet noodzakelijk geacht, zodat het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1991, te [geboorteplaats] , Marokko,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie;

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 januari 2021;

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.