ECLI:NL:RBDHA:2020:7445
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 7 juli 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1991 in Marokko. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf, zijn gehoord. Betrokkene heeft aangegeven geen opname of medicatie te willen, ondanks dat hij erkent ziek te zijn. De ambulant begeleider en de casemanager hebben echter verklaard dat betrokkene baat heeft bij medicatie en dat zijn toestand verslechtert zonder. De advocaat van betrokkene heeft betoogd dat niet voldaan is aan de criteria voor een zorgmachtiging en heeft afwijzing van het verzoek bepleit. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat betrokkene lijdt aan schizofrenie en dat er ernstig nadeel dreigt zonder verplichte zorg. De rechtbank heeft daarom de zorgmachtiging verleend, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De machtiging geldt tot en met 23 januari 2021. De beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.