ECLI:NL:RBDHA:2020:7444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/593364 / FA RK 20-3274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie op 25 mei 2020, naar aanleiding van zorgen over de geestelijke gezondheid van de betrokkene, een vrouw geboren in 1965 in Turkije. De rechtbank heeft op 24 juli 2020 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de betrokkene niet aanwezig was, ondanks pogingen om haar telefonisch te bereiken. De advocaat van de betrokkene heeft het verzoek betwist en gewezen op de veroudering van de medische informatie. De arts-assistent en de casemanager hebben echter verklaard dat de betrokkene lijdt aan een schizo-affectieve stoornis van bipolaire type, wat leidt tot ernstig nadeel en de noodzaak voor verplichte zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en heeft de zorgmachtiging verleend, met inachtneming van de wettelijke beslistermijnen en de noodzaak om ernstig nadeel af te wenden. De machtiging geldt tot en met 22 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/593364 / FA RK 20-3274
Datum beschikking: 24 juli 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1965, te [geboorteplaats] Turkije,
thans wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.G. Eckhardt te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 19 mei 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 19 mei 2020;
- een zorgplan van 19 mei 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 22 mei 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de advocaat;
- de [arts assistent] ;
- de [ambulant behandelaar] .
De rechtbank heeft getracht betrokkene telefonisch te horen. Betrokkene is echter niet bereid gebleken zich te doen horen. Zij heeft ondanks herhaalde oproep door de rechtbank haar telefoon niet opgenomen. Ten tijde van de aanvang van deze zitting waren [arts assistent] en van [ambulant behandelaar] voornoemd bij de woning van betrokkene aanwezig. Ook zij hebben getracht in contact te komen met betrokkene. Dit is echter niet gelukt. Desgevraagd heeft de advocaat aangegeven dat hij betrokkene voorafgaand aan de zitting telefonisch heeft gesproken en dat zij op de hoogte was van deze zitting. De zitting heeft vervolgens buiten aanwezigheid van betrokkene plaatsgevonden. De tolk in de Turkse taal, [tolk] was telefonisch wel aanwezig, doch door de afwezigheid van betrokkene heeft de rechtbank verder geen gebruik gemaakt van zijn diensten.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft aangevoerd dat hij wel contact heeft gehad met betrokkene, maar dat het daarna allemaal anders liep dan gepland. Hij heeft aan betrokkene duidelijk gemaakt dat het onderhavige verzoek was ingediend bij de rechtbank en toen verbrak betrokkene de verbinding.
Ten aanzien van het verzoek heeft hij het volgende opgemerkt. Het verzoek is op 25 mei jl. ingediend, terwijl de betrokkene op 22 mei jl. was ontslagen. Betrokkene zit nu al twee maanden thuis. Zijns inziens is de informatie in de medische verklaring inmiddels verouderd en niet meer actueel. Namens betrokkene bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek. Mocht de rechtbank het verzoek toch toewijzen dan verzoekt hij deze, gelet op het tijdsverloop sinds de indiening van het verzoek, in duur te beperken.
De arts-assistent heeft verklaard dat de betrokkene recent opgenomen is geweest op de High Care te Leiden. Daar is met medicatie gestart, waarna betrokkene vrij snel stabiliseerde en de zorg weer kon worden overgedragen aan het ambulante team. Eind mei 2020 is betrokkene met ontslag naar huis gegaan. Vanaf die periode verliep het contact met haar moeizaam. Een keer in de weken kreeg zij een depot, doch de laatste drie weken is dat niet meer gelukt. Op dit moment is er al anderhalve week geen contact meer geweest en kan de hulpverlening niet meer op een normale manier met haar in contact komen. Als zij ontregelt, dan belt zij iedereen plat. Bellen en het afleggen van huisbezoeken hebben tot op heden geen resultaat gehad. Met een zorgmachtiging heeft de hulpverlening een middel achter de hand dat zij haar depot weer gaat accepteren. Vrijwillig gaat het sowieso niet lukken. Mocht het met drang niet lukken dan zal de volgende stap een gedwongen opname zijn, maar dat is zeker niet de eerste insteek.
De vertraging waar de advocaat op doelt is met name aan de (agenda van de) rechtbank te wijten.
De casemanager heeft in aanvulling hierop verklaard dat de manische symptomen zich aan het ontwikkelen zijn bij betrokkene. Tijdens een dergelijke episode lukt het haar niet meer om het overzicht te bewaren en neemt zij ook haar medicatie niet goed in.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 01 mei 2020 is door de rechtbank een voortzetting crisismaatregel verleend tot en met 22 mei 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizo-affectieve stoornis van bipolaire type.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de medische verklaring gelet op de uitvoerige beschrijving ter zitting van de arts-assistent hoe betrokkene de afgelopen periode aan het verslechteren is, nog steeds actueel lijkt. De medische verklaring is wel in tijd verouderd, maar niet voor wat betreft de beschrijving van het toestandsbeeld van betrokkene. Enkele maanden geleden is de betrokkene na een ingrijpend incident opgenomen geweest en na herstel weer naar huis gegaan. Betrokkene houdt nu het contact af, waardoor haar situatie lijkt te zijn verslechterd. Het verlenen van een zorgmachtiging met de verplichte vormen van zorg zoals besproken moet voorkomen dat de betrokkene steeds verder afglijdt en in een neerwaartse spiraal terecht komt.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn, als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1965, te [geboorteplaats] Turkije,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 november 2020;

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.