ECLI:NL:RBDHA:2020:7429

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/596207 / FA RK 20-4599
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenen van rechterlijke machtiging op basis van onvoldoende geneeskundige verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afgewezen. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 13 juli 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden te verkrijgen op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, geboren in 1944, woont zelfstandig en heeft een advocaat, mr. J.I. Echteld, die het verzoek vertegenwoordigt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juli 2020 werd de cliënt telefonisch gehoord, samen met zorgverantwoordelijken en haar advocaat. De zorgverantwoordelijken gaven aan dat de cliënt niet in staat is goed voor zichzelf te zorgen en dat zij de geboden hulp consequent afwijst. Dit leidt tot ernstige zorgen over haar gezondheid, waaronder het onjuist gebruik van medicatie. De cliënt daarentegen stelde dat zij goed voor zichzelf kan zorgen en geen hulp nodig heeft.

De rechtbank oordeelde dat de overgelegde geneeskundige verklaring, een consultbrief van een specialist ouderengeneeskunde, niet voldeed aan de eisen van artikel 27 Wzd. De verklaring was niet gericht op de vragen die de rechtbank moest beoordelen en voldeed daardoor niet aan de wettelijke vereisten. Hierdoor was het verzoek incompleet en ontbrak het aan voldoende grond voor het verlenen van de gevraagde machtiging. De rechtbank besloot het verzoek af te wijzen, en deze beslissing werd op 31 juli 2020 schriftelijk vastgelegd. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/596207 / FA RK 20-4599
Datum beschikking: 29 juli 2020

Afwijzing verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging

Beschikkingnaar aanleiding van het op 13 juli 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1944 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een op 29 mei 2020 ondertekende verklaring (consultbrief) van een [specialist ouderengeneeskunde]
  • een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 19 juni 2020;
  • een zorgplan van 18 juni 2020;
  • een kopie van een specialistenbrief d.d. 5 juni 2019;
  • een bericht aan de huisarts over de voortgang van de behandeling d.d. 19 juni 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • de [zorgverantwoordelijken] , in aanwezigheid van cliënt.
  • de advocaat van cliënt.

Standpunten

De zorgverantwoordelijken hebben verklaard dat cliënt onvoldoende in staat is om goed voor zichzelf te zorgen en dat zij de hulp die haar geboden wordt consequent afwijst. Daardoor is er geen zicht op de dagelijkse verzorging, bijvoorbeeld of zij goed en genoeg eet, en op de inname van medicatie (insuline). Er zijn aanwijzingen dat zij de medicatie onjuist gebruikt, naar aanleiding van de bloedresultaten die mevrouw [zorgverantwoordelijke] wekelijks afneemt (meer hulp laat cliënt niet toe). Als gevolg daarvan dreigen ernstige complicaties. Cliënt staat niet open voor thuiszorg of een andere vorm van ondersteuning en laat ook haar familieleden niet toe. Met passende ondersteuning zou zij thuis kunnen wonen, maar omdat zij dit consequent blijft weigeren is de opname in het belang van de gezondheid van cliënt noodzakelijk.
Cliënt heeft verklaard dat ze niet bereid is tot opname omdat zij goed voor zichzelf kan zorgen. In het huishouden doet zij alles zelf en zij neemt zelfstandig dagelijks de medicatie.
De advocaat van cliënt heeft aangevoerd dat de overgelegde consultbrief niet voldoet als medische verklaring. Het verzoek voldoet daarom niet aan de vereisten van de wet, waardoor de advocaat concludeert tot afwijzing op formele gronden. Subsidiair verzet cliënt zich tegen toewijzing van het verzoek, omdat er geen sprake is van ernstig nadeel dat voortvloeit uit een stoornis. Cliënt vindt daarom dat zij geen hulp nodig heeft.

Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de overgelegde verklaring – de consultbrief van [specialist ouderengeneeskunde] – niet voldoet aan de eisen die artikel 27 Wzd stelt aan de geneeskundige verklaring. De brief is gericht aan de huisarts van cliënt en omvat een (medische) analyse van een consultbezoek. Er wordt geen antwoord gegeven op de vragen die ter beoordeling aan de rechtbank worden voorgelegd, en onderdeel zijn van het gebruikelijke formulier voor het opmaken van de verklaring, onder andere over de noodzaak tot gedwongen opname. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat er geen zorgvuldige geneeskundige verklaring ten grondslag ligt aan het verzoek, waardoor het verzoekschrift incompleet is en er op dit moment onvoldoende grond is voor het verlenen van een rechterlijke machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, rechter, bijgestaan door mr. S.T. Viezee als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.