In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afgewezen. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 13 juli 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden te verkrijgen op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, geboren in 1944, woont zelfstandig en heeft een advocaat, mr. J.I. Echteld, die het verzoek vertegenwoordigt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juli 2020 werd de cliënt telefonisch gehoord, samen met zorgverantwoordelijken en haar advocaat. De zorgverantwoordelijken gaven aan dat de cliënt niet in staat is goed voor zichzelf te zorgen en dat zij de geboden hulp consequent afwijst. Dit leidt tot ernstige zorgen over haar gezondheid, waaronder het onjuist gebruik van medicatie. De cliënt daarentegen stelde dat zij goed voor zichzelf kan zorgen en geen hulp nodig heeft.
De rechtbank oordeelde dat de overgelegde geneeskundige verklaring, een consultbrief van een specialist ouderengeneeskunde, niet voldeed aan de eisen van artikel 27 Wzd. De verklaring was niet gericht op de vragen die de rechtbank moest beoordelen en voldeed daardoor niet aan de wettelijke vereisten. Hierdoor was het verzoek incompleet en ontbrak het aan voldoende grond voor het verlenen van de gevraagde machtiging. De rechtbank besloot het verzoek af te wijzen, en deze beslissing werd op 31 juli 2020 schriftelijk vastgelegd. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.