ECLI:NL:RBDHA:2020:7425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/596046 / FA RK 20-4530
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1972, naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie. Het verzoek was ingediend op 10 juli 2020 en betrof de verlening van verplichte zorg op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch gehouden vanwege de COVID-19 maatregelen. Betrokkene vertoonde ernstige alcoholproblematiek in combinatie met een neurocognitieve stoornis, wat leidde tot een gevaarlijke situatie voor zijn gezondheid. De rechtbank oordeelde dat betrokkene niet in staat was om voor zichzelf te zorgen en dat er een verhoogd risico op overlijden bestond als er niet ingegrepen werd. De artsen gaven aan dat verplichte zorg noodzakelijk was om betrokkene te helpen bij zijn verslavingsproblematiek en om zijn gezondheid te stabiliseren. Betrokkene en zijn moeder waren tegen opname in een kliniek, maar de rechtbank oordeelde dat er geen minder ingrijpende alternatieven waren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging en bepaalde dat deze geldig was tot en met 29 januari 2021. De beschikking bevatte verschillende maatregelen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/596046 / FA RK 20-4530
Datum beschikking: 29 juli 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Gravesteijn te Den Haag.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een op 08 juni 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
  • een zorgkaart van 23 juni 2020;
  • een zorgplan van 23 juni 2020;
  • een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 08 juli 2020;
  • een uittreksel uit de justitiële documentatie;
  • een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • de [behandelend arts] ;
  • [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] , in aanwezigheid van betrokkene, de moeder van betrokkene – [de vrouw] – en een collega.
  • de advocaat van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten

De arts heeft verklaard dat er sprake is van forse alcoholproblematiek, in combinatie met een gediagnosticeerde uitgebreide neurocognitieve stoornis. Betrokkene valt op alle gebieden uit, heeft een zeer slecht korte termijn geheugen en kan onvoldoende voor zichzelf zorgen. Er is sprake van chronisch ondergewicht omdat hij niet het initiatief neemt om te eten. Betrokkene is afhankelijk van anderen, met name van zijn moeder bij wie hij woont. Door het overmatig alcoholgebruik verslechtert zijn situatie, wat ernstig nadeel oplevert zoals leverfalen. Er is een verhoogd risico op overlijden als er niet ingegrepen wordt. De eerste noodzakelijke stap om het toestandsbeeld te verbeteren is het staken van alcoholgebruik. Dit kan enkel middels opname en verplichte zorg, want betrokkene en zijn moeder weigeren al ruim twee jaar om hieraan mee te werken. De zorgmachtiging is noodzakelijk om de verslavingsbehandeling te bieden die betrokkene nodig heeft. Na een detox-periode (in de kliniek) dient er zicht te zijn op de ambulante en somatische zorg en zal onderzocht moeten worden welk vervolgtraject passend is, waaronder het zoeken naar een woonvoorziening.
Betrokkene heeft verklaard dat hij niet opgenomen wil worden. De moeder is het ook oneens met een opname in de kliniek.
De advocaat heeft aangevoerd dat uit het zorgplan blijkt dat opname enkel volgt als de zorg vanuit de thuissituatie onvoldoende toereikend is. Betrokkene is dus niet op de hoogte van een directe opname en verzet zich daartegen. Hij staat er wel voor open om de (verplichte) zorg te accepteren die nodig is om de opname te voorkomen. De advocaat stelt daarom dat het verzoek behandeld dient te worden als een ambulante zorgmachtiging. Tot slot heeft de advocaat de vrijheid beperkende zorgvormen aan de orde gesteld die reeds volgen uit de huisregels van de kliniek, waardoor ze niet hoeven te worden opgenomen in de machtiging.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een verslavingsstoornis in het gebruik van alcohol. Daarnaast is bij betrokkene ook sprake van een neurocognitieve stoornis, dat vermoedelijk (deels) het gevolg is van langdurig overmatig alcoholgebruik.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Daarbij overweegt de rechtbank dat sprake is van forse alcoholafhankelijkheid, waarbij de verslaving betrokkene dusdanig in zijn greep heeft dat ernstige schade dreigt te ontstaan, waarbij de kans op vroegtijdig overlijden reëel is. Betrokkene is onvoldoende in staat om goed voor zichzelf te zorgen. Het risico op somatische aandoeningen en cognitieve achteruitgang als gevolg van de verslavingsproblematiek is aanmerkelijk.
Om de crisissituatie en het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene eerst behandeld moet worden voor zijn verslavingsproblematiek, om het gebruik van alcohol te staken en daarna verder te kunnen onderzoeken hoe betrokkene de hulp kan krijgen die hij nodig heeft, mede gelet op de neurocognitieve stoornis.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene wil niet opgenomen worden in de kliniek voor een detox-traject en heeft de afgelopen jaren niet laten zien dat hij open staat voor andere vormen van hulp voor de alcoholverslaving. De moeder van betrokkene is eveneens niet gemotiveerd en stimuleert betrokkene niet om de situatie te verbeteren. Er lijkt sprake te zijn van een symbiotische relatie.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding en insluiten.
Daarbij overweegt de rechtbank dat begrijpelijk is gemotiveerd waarom een opname (op een gesloten afdeling) noodzakelijk is om het alcoholgebruik van betrokkene te kunnen staken. De arts heeft toegelicht dat het een korte detox-opname betreft in de verslavingskliniek van Brijder, waarna betrokkene terug naar huis kan en de zorg aldaar voortgezet wordt. In het algemeen is een detox vanuit de thuissituatie onwenselijk, maar daarbij zijn er in dit geval ook ernstige zorgen over de (on)betrouwbaarheid van de moeder in het proces.
Verder overweegt de rechtbank dat de overige zorgvormen eveneens noodzakelijk zijn om zicht te houden op het alcoholgebruik, ook de beperkingen die deels volgen uit de opname. De arts heeft toegelicht dat de inzet van een aantal beperkingen die niet vallen onder de huisregels noodzakelijk kan zijn, met name in verband met het weglooprisico, nu betrokkene eerder door de moeder is “weggelokt” tijdens een diagnostische opname. Het feit dat betrokkene dan is opgenomen en daardoor is beperkt in zijn vrijheid doet daar niet aan af.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene. Daarbij overweegt de rechtbank dat de zorg in eerste instantie gericht zal zijn op een adequate behandeling van de verslavingsstoornis, waarbij wordt toegewerkt naar volledige onthouding.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie;
  • verrichten medische controles;
  • andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 januari 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, rechter, bijgestaan door mr. S.T. Viezee als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.