ECLI:NL:RBDHA:2020:7374
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak
In de zaak tussen verzoekster, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris op 11 mei 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 30 juli 2020, waarbij verzoekster werd bijgestaan door K. Zajk en R. el Haddar als tolk. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de rechtbank inmiddels al had geoordeeld over het beroep in een andere zaak (NL20.10824). Dit betekende dat er geen mogelijkheid meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de rechtbank al een beslissing had genomen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. K.A. Linthout. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.