ECLI:NL:RBDHA:2020:7282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/595023 KG ZA 20-576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vakantie met kinderen naar Italië onder voorwaarden

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter mr. J. Brandt op 17 juli 2020, is er een kort geding aanhangig gemaakt door de vrouw, die toestemming vraagt om met haar kinderen naar Italië te reizen. De vrouw en de man hebben samen twee kinderen en zijn in een conflict verwikkeld over de reisplannen van de vrouw. De man is tegen de reis, terwijl de vrouw stelt dat het belangrijk is voor de kinderen om contact te hebben met hun familie in Italië. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een affectieve relatie tussen de partijen is geweest en dat er spanningen zijn, die ook de kinderen beïnvloeden. De vrouw heeft een nieuwe vlucht geboekt voor 8 augustus 2020 en vraagt vervangende toestemming om met de kinderen te reizen van 7 tot 25 augustus 2020. De voorzieningenrechter heeft de toestemming verleend, onder de voorwaarde dat op de dag van vertrek het reisadvies van de Nederlandse overheid geen code oranje of rood afgeeft. De man moet de paspoorten van de kinderen binnen een week na de uitspraak aan de vrouw afgeven, op straffe van een dwangsom van € 2.500,-. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de kinderen recht hebben op contact met hun familie en dat er onvoldoende bewijs is dat de vrouw niet terug zal keren naar Nederland na de vakantie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/595023 / KG ZA 20-576
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 17 juli 2020
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. R. de Falco te Amsterdam,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. R.G. Jagesar te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.
Aanwezig is mr. J. Brandt, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers, griffier.
Tevens zijn aanwezig beide partijen, vergezeld van hun advocaat.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en samen twee kinderen hebben gekregen, over wie zij het gezamenlijk gezag uitoefenen. Dit zijn [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 (hierna: de kinderen). Partijen hebben samen met de kinderen gewoond in een door hen gekochte woning te [plaats]. De kinderen verblijven daar nog steeds; gedurende drie dagen in de week samen met de vrouw en gedurende vier dagen in de week samen met de man. Partijen hebben afgesproken dat zij niet meer gezamenlijk in de woning zullen verblijven. Er is sprake van spanning tussen partijen. Zij maken elkaar over en weer veel verwijten en voeren strijd tegen elkaar. De kinderen worden daarmee belast. Er zijn diverse incidenten geweest, waarbij ook de politie betrokken is geweest. Partijen hebben aangiftes tegen elkaar gedaan. Ook het Crisis Interventie Team van Jeugdbescherming heeft geïntervenieerd.
1.2.
In deze procedure is tussen partijen in geschil of de vrouw deze zomer met de kinderen naar Italië mag reizen om daar met hen een periode vakantie door te brengen in haar woning in Italië, zoals de vrouw wenst, maar waarmee de man niet instemt.
1.3.
De vrouw vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend om met de kinderen naar Italië te reizen tussen 5 en 25 augustus 2020 en om de man te bevelen de paspoorten van de kinderen aan de vrouw af te geven onmiddellijk na de uitspraak in dit geding, met machtiging van de vrouw tot tenuitvoerlegging van dit vonnis met de sterke arm, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- en € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, met veroordeling van de man in de proceskosten. De man voert gemotiveerd verweer tegen het gevorderde.
1.4.
De gevorderde vervangende toestemming en het gevorderde bevel zullen worden toegewezen op de hierna vermelde wijze. Daarbij heeft de vervangende toestemming betrekking op een verblijf van de vrouw met de kinderen in Italië in de periode tussen 7 en 25 augustus 2020, nu is gebleken dat de vrouw na annulering van de heenvlucht, die stond gepland op 5 augustus 2020, een nieuwe heenvlucht heeft geboekt met een vertrek op 8 augustus 2020 (vroeg in de ochtend). De terugvlucht staat nog steeds gepland op 25 augustus 2020. In verband met het vroege tijdstip van de heenvlucht wenst de vrouw dat de kinderen op 7 augustus 2020 al bij haar zijn, hetgeen de voorzieningenrechter in het belang van de kinderen acht. Verder wordt de toestemming verleend onder de voorwaarde dat op de dag van vertrek door de Nederlandse overheid reizen naar Italië niet wordt afgeraden (en er dus geen code oranje of rood is afgegeven). De afgifte van de paspoorten dient hiertoe plaats te vinden binnen een week na deze uitspraak. De man heeft in dat kader toegezegd deze in de woning klaar te zullen leggen voor de vrouw. Daarbij gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de man duidelijk aan de vrouw zal aangeven waar hij deze voor haar neerlegt. Het volgende is redengevend voor deze beslissingen.
1.5.
De kinderen hebben de Nederlandse en Italiaanse nationaliteit en zij hebben recht op contact met hun familie in Nederland en in Italië. Dat laatste zal grotendeels in de vakanties moeten plaatsvinden. De man heeft weliswaar verklaard dat de kinderen absoluut niet op vakantie naar Italië willen, maar dat vormt geen reden om de gevorderde toestemming te onthouden. Niet kan worden uitgesloten dat de kinderen dit tegen de man hebben gezegd, maar er zijn onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat zij dat ook daadwerkelijk zo voelen. Aannemelijker is dat de kinderen last hebben van een loyaliteitsconflict en tegen iedere ouder zeggen wat zij denken dat deze wil horen. Ook kan worden aangenomen dat er tijdens een eerdere vakantie dingen zijn voorgevallen die de kinderen minder leuk vonden. Dat kan ook bijna niet anders, maar maakt nog niet dat zij zich gedurende een belangrijk deel van de vakantie daar niet prettig hebben gevoeld en de komende vakantie zullen voelen. Dat geldt zeker indien de vrouw de kinderen zeer duidelijk maakt dat het deze periode slechts gaat om een vakantie en niet om een definitief verblijf. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de vrouw dit zal doen als zij merkt dat de kinderen bang zijn dat zij definitief naar Italië zullen vertrekken. De vrouw heeft verder toegelicht dat de kinderen tijdens de vakantie onder meer tijd kunnen doorbrengen met opa en oma en met hun neefjes en nichtjes, met wie ze het uitstekend kunnen vinden, en dat ze naar het strand zullen gaan. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de kinderen zich op die wijze goed zullen vermaken.
1.6.
De voorzieningenrechter beschikt over onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat er een reëel risico is dat de vrouw na de vakantie niet met de kinderen naar Nederland zal terugkeren, zoals de man vreest. Uit het opgestelde ouderschapsplan blijkt wel van een voornemen van de vrouw om met de kinderen in Italië te gaan wonen (partijen hebben een verschillende visie hebben over hoe dat plan tot stand is gekomen, maar dat kan thans onbesproken blijven). Partijen zijn het daar echter niet over eens geworden. De vrouw heeft uitdrukkelijk verklaard dat zij daar daarom nu niet toe overgaat en na de vakantie naar Nederland zal terugkeren, aangezien de kinderen dan ook weer in Nederland naar school moeten en zij weer moet gaan werken. De vrouw heeft er blijk van gegeven zich bewust te zijn van het feit dat zij zich anders schuldig maakt aan kinderontvoering en daarmee een strafbaar feit pleegt en dat de kinderen op grond van het Haags Kinderontvoeringsverdrag, waar ook Italië zich bij heeft aangesloten, weer terug naar Nederland zullen moeten worden gebracht.
1.7.
Verder kleven aan een verblijf in het buitenland momenteel risico’s als gevolg van de kans dat landen bij een opleving van het coronavirus strenge maatregelen nemen of opnieuw invoeren. Het is echter aan iedere ouder zelf om te bepalen hoe hij/zij de vakantie met de kinderen wil invullen, uiteraard binnen de grenzen van het redelijke. De Nederlandse overheid is wat Italië betreft sinds 16 juni 2020 van oordeel dat het mogelijk is om daarheen op vakantie te gaan, met dien verstande dat reizigers wel alert moeten blijven op de risico’s (code geel). Aangenomen moet worden dat de vrouw deze alertheid zal betrachten. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om aan de vrouw de gevorderde toestemming te onthouden, met dien verstande dat hieraan de hiervoor vermelde voorwaarde zal worden verbonden ten aanzien van het reisadvies.
1.8.
Alhoewel het fijn zou zijn voor de kinderen als zij met beide ouders in de vakantie een periode ergens naartoe kunnen gaan, gaat de door de vrouw geboekte vakantie voor op de door de man geboekte trip in de periode van 6 tot 10 augustus 2020. Vaststaat immers dat de man deze reis pas heeft geboekt nadat de vrouw haar verzoek met een concreet voorstel voor wat betreft de data aan de man heeft voorgelegd en de man daarop afwijzend heeft gereageerd. Onder deze omstandigheden kan het door de man boeken van een vakantie in dezelfde periode als de vrouw niet in de weg staan aan de vakantie van de vrouw met de kinderen in Italië. Mocht het niet mogelijk zijn voor de man om deze vakantie te verzetten, dan is dat te betreuren voor de kinderen, maar kan dit het vorenstaande niet anders maken.
1.9.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de vrouw haar toezegging om de kinderen tijdens hun verblijf in Italië regelmatig (een paar keer per week) naar de vader van de man te brengen, die niet ver van de woning van de vrouw in Italië woont, gestand zal doen.
1.10.
Voor toewijzing van de door de vrouw gevorderde machtiging tot tenuitvoerlegging van dit vonnis met de sterke arm, welk deel van de vordering door de vrouw niet nader is toegelicht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
1.11.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden bepaald op € 2.500,- bij niet nakoming van het bevel tot afgifte van de paspoorten.
1.12.
In de familierechtelijke aard van dit geschil wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
verleent aan de vrouw toestemming om met de kinderen naar Italië te reizen in de periode tussen 7 en 25 augustus 2020, welke toestemming de toestemming van de man vervangt, onder de voorwaarde dat op de dag van vertrek het reisadvies van de Nederlandse overheid reizen naar Italië niet afraadt (en er dus geen code oranje of rood is afgegeven);
2.2.
beveelt de man om binnen een week na deze uitspraak de paspoorten van de kinderen aan de vrouw af te geven, waaraan de man kan voldoen op de wijze als onder 1.4 beschreven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-;
2.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. T.A.E. Scheers mr. J. Brandt