ECLI:NL:RBDHA:2020:7280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4348
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking verzoek voorlopige voorziening rijbewijs ongeldigverklaring

Op 3 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wonende in Spanje, had zich op 26 juni 2020 tot de voorzieningenrechter gewend met een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, dat op 4 mei 2020 het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaarde. Verzoeker had hiertegen bezwaar aangetekend, waarop verweerder op 6 juli 2020 het bezwaar gegrond verklaarde en de ongeldigverklaring herroept. Verweerder gaf aan bereid te zijn de kosten voor de behandeling van het bezwaar te vergoeden. Na deze herroeping trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar verzocht verweerder wel in de proceskosten te veroordelen.

De voorzieningenrechter overwoog dat, nu de ongeldigverklaring was herroepen, verweerder tegemoet was gekomen aan het verzoek van verzoeker. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten werd als gegrond beschouwd. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 525,00, en bovendien werd verweerder opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,00 te vergoeden. Deze beslissing werd genomen in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zal worden op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4348

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , Spanje, verzoeker

(gemachtigde: mr. G.J. van Oosten),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 26 juni 2020 heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter gewend met een verzoek om een voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit van verweerder van
4 mei 2020, waarbij het rijbewijs van verzoeker ongeldig wordt verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Bij besluit van 6 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de ongeldigverklaring herroepen. Daarbij heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de kosten voor de behandeling van het bezwaar te vergoeden.
Naar aanleiding van dit besluit heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening bij brief van 8 juli 2020 ingetrokken. Tevens heeft verzoeker verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Bij brief van 8 juli 2020 is verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op laatstgenoemd verzoek. Verweerder heeft op deze brief niet gereageerd.

Overwegingen

1. Nu de ongeldigverklaring is herroepen is verweerder is verweerder daarmee ook tegemoetgekomen aan het verzoek Verzoeker heeft om die reden het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten is dus kennelijk gegrond.
2 De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, en wegingsfactor 1).
3 Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe;
- veroordeelt verweerder in de kosten van de onderhavige procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op € 525,00;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann. griffier, op 3 augustus 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze beslissing niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.