ECLI:NL:RBDHA:2020:7279
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning wegens drugsvondst
Op 3 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een woning in Zoetermeer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Dit besluit volgde op de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid drugs in de woning en de kelderbox, waarbij de vorige huurder op 18 februari 2020 was opgepakt. Verzoeker stelde dat de sluiting niet meer noodzakelijk was vanwege het tijdsverloop en het feit dat de nieuwe huurders niets met drugs te maken hadden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang en dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van de woning. De rechter benadrukte dat de aanwezigheid van drugs in de woning een verstoring van de openbare orde met zich meebracht, ongeacht het tijdsverloop. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waarbij hij opmerkte dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het aantrekken van nieuwe huurders zonder eerst bij de burgemeester te informeren naar de status van de woning.
De uitspraak werd gedaan in een zitting die via een skype-verbinding plaatsvond, en de beslissing werd niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit in bezwaar hoogstwaarschijnlijk zal standhouden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.