ECLI:NL:RBDHA:2020:7219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
C/09/593602 KG ZA 20-477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
  • T.A.E. Scheers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot strafonderbreking in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2020, heeft de voorzieningenrechter in kort geding uitspraak gedaan over een verzoek tot strafonderbreking van een gedetineerde, aangeduid als [eiser]. Het verzoek was ingediend met het doel aanwezig te zijn bij het overlijden van zijn ernstig zieke vader. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek op 26 mei 2020 was ingediend en op 28 mei 2020 was afgewezen door de selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen. De voorzieningenrechter heeft de zitting op afstand via Skype geleid, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de gezondheidstoestand van de vader van [eiser]. Echter, de rechter heeft ook vastgesteld dat [eiser] in de tussentijd incidenteel verlof had gekregen om zijn vader te bezoeken, wat volgens de geldende regelgeving een adequate oplossing biedt voor dergelijke situaties. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het verzoek tot strafonderbreking af te wijzen, aangezien de omstandigheden niet als bijzonder genoeg werden beschouwd om af te wijken van de standaardprocedures.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het gevorderde afgewezen en [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.636,--. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de selectiefunctionaris en de noodzaak voor gedetineerden om gebruik te maken van de beschikbare verlofmogelijkheden in plaats van strafonderbreking.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/593602 / KG ZA 20/477
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 29 mei 2020
in de zaak van
[eiser]verblijvende in de PI [plaats] , locatie [locatie] ,
eiser,
advocaat mr. S. Oosting te Groningen,
tegen:
De Staat der Nederlandente Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. S.J.M. Bouwman te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.
Ter zitting – die op afstand via Skype heeft plaatsgevonden – waren aanwezig:
- mr. S.J. Hoekstra - van Vliet, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers, griffier;
- beide advocaten, waarbij mr. Bouwman vergezeld was van de heer [medewerker DJI] , werkzaam voor de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eiser] is momenteel gedetineerd. Het door [eiser] op 26 mei 2020 gedane verzoek tot strafonderbreking – met als doel aanwezig te zijn bij het overlijden van zijn vader, die ernstig ziek is – is bij brief van 28 mei 2020 afgewezen (hierna: de negatieve beslissing).
1.2.
[eiser] vordert in deze procedure, na wijziging van eis ter zitting, zakelijk weergegeven, te bepalen dat aan hem strafonderbreking wordt verleend en aan de Staat op te dragen om de Dienst Justitiële Inrichtingen een dusdanige instructie te geven dat [eiser] strafonderbreking krijgt voor de duur van het stervensproces van zijn vader tot aan het moment dat er een beslissing is op het door [eiser] tegen de negatieve beslissing ingediende beroep, met veroordeling van de Staat in de proceskosten en de nakosten.
1.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer tegen het gevorderde.
1.4.
Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.5.
In dit kort geding dient op de eerste plaats te worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang van [eiser] bij het gevorderde. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aanwezig. Gebleken is dat de vader van [eiser] ongeneeslijk ziek is, snel achteruitgaat en waarschijnlijk op korte termijn komt te overlijden. Niet valt uit te sluiten dat de beslissing op het door [eiser] tegen de negatieve beslissing ingestelde beroep te laat komt om nog te kunnen bewerkstelligen dat [eiser] bij het overlijden van zijn vader aanwezig kan zijn.
1.6.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het verzoek tot strafonderbreking af te wijzen. Daarbij moet in dit kort geding terughoudend worden getoetst, omdat de selectiefunctionaris een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij het wel of niet toekennen van strafonderbreking. De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiser] tussen de indiening van zijn verzoek tot strafonderbreking en de zitting in dit kort geding een bezoek aan zijn vader heeft gebracht, waarin hij afscheid van hem heeft genomen. Daartoe is aan [eiser] (begeleid) incidenteel verlof verleend op grond van artikel 23 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Rtvi). Op grond van dat artikel kan incidenteel verlof worden verleend voor onder andere het afleggen van een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder. Een incidenteel verlof op grond van dit artikel is dus de geëigende weg voor een situatie als deze.
1.7.
Dan is vervolgens de vraag of deze situatie zo bijzonder is dat [eiser] ook nog aanspraak kan maken op strafonderbreking om bij het overlijden van zijn vader aanwezig te zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen oordelen dat daarvan in dit geval geen sprake is. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat het bij gedetineerden geregeld voorkomt dat naasten overlijden. Op grond van artikel 23 Rtvi kun je dan aanspraak kunt maken op een bezoekmoment waarbij je afscheid kunt nemen. Artikel 34 Rtvi bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Het enkele feit dat de vader van [eiser] onverwacht ziek is geworden, is onvoldoende om aan te nemen dat de beslissing om in dit geval geen strafonderbreking toe te staan, onredelijk is. Ook dat komt vaker voor. De beslissing om dat niet als bijzondere omstandigheid aan te nemen zoals bedoeld in artikel 34 Rtvi acht de voorzieningenrechter niet evident onredelijk. Het gevorderde zal daarom worden afgewezen.
1.8.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.636,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 656,-- aan griffierecht.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. T.A.E. Scheers mr. S.J. Hoekstra - van Vliet