ECLI:NL:RBDHA:2020:7198

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
NL20.14021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het kader van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Egyptische staatsburger, was opgelegd op 21 februari 2020. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 15 juni 2020, en dat sindsdien de rechtmatigheid opnieuw beoordeeld moest worden.

Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde in het LP-traject, aangezien er geen voortgang was in de afgifte van een laissez-passer door de Egyptische autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder het resultaat van de lopende LP-aanvraag mocht afwachten, omdat de Egyptische autoriteiten niet hadden aangegeven geen LP te kunnen verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de lange duur van het onderzoek op zichzelf niet doorslaggevend was en dat eiser geen actie had ondernomen om zijn identiteit aan te tonen na het gesprek met de autoriteiten.

De rechtbank oordeelde verder dat er geen zicht op uitzetting ontbrak, aangezien de Egyptische autoriteiten niet op voorhand hadden aangegeven geen LP te kunnen verstrekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14021

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 februari 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft op 21 juli 2020 het vooronderzoek in deze zaak gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 16 juni 2020 (in de zaak NL20.12057) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 15 juni 2020 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt aan zijn uitzetting. In dat verband merkt hij op dat verweerder op 2 maart 2020 een aanvraag om afgifte van een laissez-passer (hierna: LP) heeft ingediend, maar dat tot op heden geen presentatie heeft plaatsgevonden vanwege de corona-maatregelen. Het is onduidelijk tot wanneer deze maatregelen gelden. Nu eiser bijna zes maanden in bewaring zit mag van verweerder een hoger niveau van voortvarend handelen worden verwacht, zoals het op persoonsniveau aandacht vragen in het LP-traject en zoeken naar alternatieve manieren van presenteren.
4. De rechtbank stelt vast dat uit de door verweerder overgelegde voortgangsgegevens blijkt dat het onderzoek in het LP-traject nog loopt en verweerder regelmatig rappelleert naar de stand van zaken, laatstelijk op 1 juli 2020. Ook blijkt dat de Egyptische autoriteiten kenbaar hebben gemaakt dat zij eiser dienen te zien en spreken in verband met de verlening van een vervangend reisdocument, omdat eiser enkel oude documenten heeft. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat nog geen LP is verstrekt door de Egyptische autoriteiten verweerder niet kan worden verweten. Verweerder is immers afhankelijk van de werkwijze van de Egyptische autoriteiten. Dat het onderzoek lang duurt is op zichzelf ook niet doorslaggevend. De Egyptische autoriteiten hebben niet op voorhand te kennen gegeven geen LP ten behoeve van eiser te zullen verstrekken.
4.1
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het resultaat van de lopende LP-aanvraag bij de Egyptische autoriteiten mag afwachten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser ook na het gesprek met de Egyptische autoriteiten op 2 juni 2020 geen actie heeft ondernomen ter verkrijging van een document waarmee hij zijn identiteit kan aantonen. Daar komt nog bij dat de redelijke termijn van bewaring nog niet is verstreken.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Verder voert eiser aan dat zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser is sinds 2015 verschillende malen in bewaring gesteld zonder dat hij daadwerkelijk het land is uitgezet. Hoewel de Egyptische autoriteiten in het verleden de LP-aanvraag in behandeling hebben genomen, heeft dit tot op heden niet geleid tot afgifte van een LP. Nergens blijkt uit dat dit nu anders zou zijn.
5.1
De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. Hierboven is reeds geoordeeld dat verweerder de reactie van de Egyptische autoriteiten op de LP-aanvraag mag afwachten en dat de Egyptische autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen LP te kunnen verstrekken. Dat een LP-aanvraag in het verleden niet tot afgifte van een LP heeft geleid, betekent niet dat dit ook voor het huidige LP-traject moet gelden. Eiser heeft geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat de Egyptische autoriteiten niet binnen een redelijke termijn een LP voor hem zullen verstrekken. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Egypte ontbreekt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.