ECLI:NL:RBDHA:2020:7192
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in kort geding procedure met curator
Op 3 augustus 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, rechter in een kort geding procedure waarin hij betrokken was met zijn curator, mr. B.F. van Noort. De wrakingsgronden waren voornamelijk gebaseerd op procedurele beslissingen van de rechter, zoals het niet inhoudelijk reageren op verzoeken van verzoeker en het niet verlenen van uitstel voor het indienen van een schriftelijke reactie. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. In deze zaak was er geen sprake van dergelijke omstandigheden.
De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een schijn van vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter in haar regierol aanzienlijke vrijheid heeft om het verloop van de procedure te bepalen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de drie rechters, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.