ECLI:NL:RBDHA:2020:7189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
C/09/596474 / KG RK 20-939
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid in de Rechtbank Den Haag

Op 20 juli 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechters in een lopende procedure. Het verzoeker heeft de wrakingskamer gewraakt op basis van vergelijkbare feiten en omstandigheden als het eerdere wrakingsverzoek tegen de rechter in de hoofdzaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsprotocol van de rechtbank Den Haag voorziet in de mogelijkheid om een verzoek tot wraking van de wrakingskamer af te wijzen zonder behandeling ter zitting, indien het verzoek is gebaseerd op dezelfde feiten als het oorspronkelijke verzoek tegen de rechter in de hoofdzaak. In dit geval heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek gegrond op procedurele beslissingen, zoals de afwijzing van verzoeken om uitstel en meer spreektijd. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat deze feiten en omstandigheden voor elke wrakingskamer gelden en heeft het verzoek tot wraking daarom afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2020/44
zaak- /rekestnummer: C/09/596474 / KG RK 20-939
hoofdzaak: C/09/595149 / KG RK 20/818
Beslissing van 20 juli 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mrs. E.F. Brinkman, M. Kramer en M. Knijff,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van 6 juli 2020 van de griffier van de wrakingskamer, waarin wordt medegedeeld dat de wrakingszitting in de oorspronkelijke wrakingsprocedure met zaak- /rekestnummer: C/09/596474 / KG RK 20-939 (hierna: de eerste wrakingsprocedure) plaats zal vinden op 20 juli 2020 om 09:30 uur;
- de brief van verzoeker van 7 juli 2020, onder meer inhoudende het verzoek de zitting ter behandeling door de wrakingskamer van het oorspronkelijke verzoek tot wraking tegen de met de behandeling van de hoofdzaak belaste rechter te verplaatsen en het verzoek om meer dan 30 minuten uit te trekken voor deze zitting;
- de brief van de griffier van de wrakingskamer van 8 juli 2020, waarin de uitgangspunten bij het plannen van een wrakingszitting worden aangegeven, een voorstel wordt gedaan voor het verplaatsen van de zitting naar een avondzitting op korte termijn, op welk voorstel verzoeker tot 13 juli 2020 14.00 uur de tijd heeft gekregen te reageren, alsmede een afwijzing van het verzoek om meer dan 30 minuten te reserveren voor de zitting in de eerste wrakingsprocedure;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 16 juli 2020, per e-mail ontvangen door de wrakingskamer op 20 juli 2020 om 08:51 uur.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de wrakingskamer in de zaak met nummer C/09/595149 / KG RK 20/818 (de eerste wrakingsprocedure). In de eerste wrakingsprocedure heeft verzoeker in de procedure met nummer C/09/592478 / KG ZA 20/386 (de hoofdzaak in de eerste wrakingsprocedure) een verzoek tot wraking van mr. S.J. Hoekstra-van Vliet ingediend. De rechters vormen in de eerste wrakingsprocedure de behandelend wrakingskamer. Verzoeker heeft de rechters van deze wrakingskamer per brief van 16 juli 2020 gewraakt, welke brief door de wrakingskamer per e-mail is ontvangen op 20 juli 2020 om 08:51 uur, voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de eerste wrakingsprocedure.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat zijn verzoeken om een andere datum te bepalen voor de wrakingszitting in de eerste wrakingsprocedure en om meer behandeltijd te reserveren voor die zitting, zijn afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het wrakingsprotocol van de rechtbank Den Haag voorziet in de mogelijkheid om een tegen de wrakingskamer zelf gericht verzoek tot wraking af te wijzen zonder behandeling ter zitting, indien het een verzoek tot wraking van de wrakingskamer betreft en daaraan dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag worden gelegd als aan het oorspronkelijke verzoek tegen de met de behandeling van de (hoofd)zaak belaste rechter, of indien het een verzoek tot wraking van de wrakingskamer betreft en het berust op feiten of omstandigheden die voor elke wrakingskamer – in welke samenstelling dan ook – gelden.
3.3.
Verzoeker heeft de wrakingskamer gewraakt op grond van vergelijkbare feiten en omstandigheden als het verzoek strekkende tot wraking van de rechter in de hoofdzaak en die feiten en omstandigheden gelden bovendien voor elke wrakingskamer – in welke samenstelling dan ook. Zowel in de eerste wrakingsprocedure als in het onderhavige verzoek tot wraking van de wrakingskamer betreffen het wrakingsgronden die gelegen zijn in het verloop van de procedure, in het bijzonder in de afwijzing van verzoeken om uitstel van de behandeling van de zaak en de afwijzing van verzoeken om meer behandel- en spreektijd.
3.4.
Het verzoek zal daarom, conform het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder g en h, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Den Haag (wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid) worden afgewezen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. E.F. Brinkman, M. Kramer en M. Knijff, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. van Holsteijn en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2020.
Bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.