ECLI:NL:RBDHA:2020:7180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
C/09/595541 / JE RK 20-1572
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 30 juli 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2003. Het verzoek tot verlenging is ingediend door de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die sinds de echtscheiding van zijn ouders in een loyaliteitsconflict verkeert. De minderjarige verblijft feitelijk bij zijn vader, maar er zijn zorgen over zijn motivatie en ontwikkeling, vooral na een periode waarin hij in Engeland verbleef. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid in de opvoedsituaties van de ouders. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 2 augustus 2020 tot 2 augustus 2021, met behoud van de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/595541 / JE RK 20-1572
Datum uitspraak: 30 juli 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 2 juli 2020 ingekomen verzoek van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man 1] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

L. [de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,

[de man 2] ,

hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek, met al bijlage het gezinsplan.
De gecertificeerde instelling heeft aangegeven geen behandeling van het verzoek ter zitting te wensen.
Aan de belanghebbenden zijn bij brief van 7 juli 2020 meldbrieven gestuurd, conform het bepaalde in artikel 6.1 van het procesreglement civiel jeugdrecht.

Feiten

Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de vader.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 augustus 2019 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 2 augustus 2019 tot 2 augustus 2020.

Verzoek

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar.
De grond voor het verzoek is gelegen in het navolgende.
[minderjarige] en ook zijn zusje zitten sinds de echtscheiding van de ouders klem tussen beide opvoedsituaties, bij de moeder en stiefvader en de vader, en ervaren als gevolg hiervan onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid over afspraken tussen de ouders, waardoor zij in een loyaliteitsconflict zitten. Als de communicatie tussen beide ouders stagneert is er interventie van de betrokken jeugdbeschermer nodig is om samen met de ouders datgene wat dan actueel is weer in goede banen te leiden.
Sinds mei 2019 woont [minderjarige] bij zijn vader. [minderjarige] is een intelligente jongen met autistische trekken die houdt van gamen. [minderjarige] was het afgelopen schooljaar onvoldoende gemotiveerd geweest om zich in te zetten voor school en hierdoor is zijn cognitieve ontwikkeling behoorlijk gestagneerd. Toen de scholen in maart dicht gingen vanwege corona, is [minderjarige] naar zijn vriendin in Engeland vertrokken. Hij is daar ruim twee maanden gebleven en heeft van de situatie gebruik gemaakt om zich niet in te spannen voor school. Wel heeft [minderjarige] van daaruit zijn eigen plan vormgegeven om in het nieuwe schooljaar een opleiding ICT te gaan volgen in Engeland en bij de ouders van zijn vriendin te verblijven. [minderjarige] heeft zich ingeschreven voor Level 1 college ICT op het South Essex College.
De ouders zijn beide akkoord dat [minderjarige] hier naar toe gaat en bij de ouders van zijn vriendin zal verblijven.
De gecertificeerde instelling is, ondanks dat het voor [minderjarige] zeker geen ideale situatie gaat worden, ook inhoudelijk akkoord dat [minderjarige] hier naar toe gaat. [minderjarige] is hiermee weer in beweging gekomen en gecommitteerd aan een opleiding en kan via deze route zijn ontwikkeling naar zelfstandigheid verder vorm geven.
In de periode dat [minderjarige] in Engeland gezeten heeft, is er veel contact geweest met vader en dat zal ook als [minderjarige] daar gaat verblijven zo door gaan. [minderjarige] is gemotiveerd het goed te doen op deze school en is zich er bewust van dat zijn verblijf in Engeland gekoppeld is aan het goed doen op zijn opleiding.
De gecertificeerde instelling wil graag monitoren hoe zijn verblijf in Engeland en zijn schoolgang verloopt. Mocht dit om welke reden dan ook niet lukken, dan ziet de gecertificeerde instelling grote ontwikkelingsbedreigingen voor [minderjarige] die hij in ogen van de gecertificeerde instelling west onvoldoende met zijn ouders zal kunnen oplossen zonder betrokkenheid van de jeugdbeschermer. [minderjarige] zal dan namelijk wederom zonder motivatie en zonder plan voor de toekomst bij zijn vader thuis komen te zitten, waardoor zijn ontwikkeling zal stagneren. In dit licht zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd moeten worden.

BeoordelingDe kinderrechter stelt op basis van controle via het Track&Trace systeem van PostNL vast dat is gebleken dat op 21 juli 2020 is getekend voor ontvangst van de meldbrief die aan

de vader, de moeder en de stiefvader. Zij hebben allen de meldbrief evenwel niet teruggestuurd, noch anderszins aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling van het verzoek.
[minderjarige] heeft niet op de meldbrief gereageerd.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier naar voren is gekomen van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaat eruit dat hij het komende schooljaar in Engeland zal gaan wonen en aldaar een ICT opleiding zal gaan volgen.
Naar het oordeel van de kinderrechter is het positief dat [minderjarige] gemotiveerd is om een opleiding te gaan volgen en aan zijn ontwikkeling naar zelfstandigheid te werken.
Nu het niet helemaal zeker is hoe het traject zal gaan verlopen en omdat [minderjarige] om en om bij de gescheiden ouders van zijn vriendin zal gaan wonen, is het wel noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling het verblijf en de schoolgang van [minderjarige] in Engeland zal volgen, en hierbij, indien nodig, ondersteuning zal bieden.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd voor de verzochte duur van een jaar.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 2 augustus 2020 tot 2 augustus 2021 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
m. M.M. de Witte als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.