Op 9 juli 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de gecertificeerde instelling, naar aanleiding van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de instemmingsverklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper ontbrak, wat volgens de Jeugdwet noodzakelijk is voor het verlenen van een machtiging. De gedragswetenschapper had eerder geconcludeerd dat gesloten jeugdhulp niet noodzakelijk was en dat de minderjarige, die feitelijk bij zijn ouders verbleef, de juiste hulpverlening thuis kon krijgen. De kinderrechter heeft de visie van de gedragswetenschapper gedeeld en geen aanleiding gezien om het verzoek van de gecertificeerde instelling aan te houden voor een nieuwe gedragswetenschapper. De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging afgewezen en benadrukt dat de ouders en de minderjarige open moeten staan voor de benodigde hulpverlening. Tevens is het verzoek van de moeder tot proceskostenveroordeling van de gecertificeerde instelling afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was van misbruik van procesbevoegdheden door de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft de ouders en de minderjarige aangemoedigd om samen te werken aan een succesvolle thuisplaatsing.