ECLI:NL:RBDHA:2020:7170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
C/09/595169 / JE RK 20-1520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, naar aanleiding van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die onder voogdij staat en momenteel in voorlopige hechtenis verblijft. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de instemmingsverklaring van de betrokken partijen. Tijdens de zitting, die vanwege coronamaatregelen via videoverbinding werd gehouden, is de minderjarige vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. N.M. Zeeman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren uit een moeder en erkend door een vader, te maken heeft met een belaste achtergrond, waaronder huiselijk geweld en hechtingsproblemen. Ondanks de ernstige problemen, oordeelt de rechtbank dat de uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie op dit moment niet noodzakelijk is. Er is geen beschikbare plek in een gesloten instelling en het is in het belang van de minderjarige om niet van verblijfplaats te wisselen voordat de uitkomst van zijn strafzaak bekend is. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot machtiging afgewezen, met de overweging dat de huidige situatie van voorlopige hechtenis en de mogelijkheid van een forensische plaatsing na de strafzaak meer passend zijn voor de minderjarige.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechters en de rechter, in aanwezigheid van de griffier. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 30 juli 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/595169 / JE RK 20-1520
Datum uitspraak: 23 juli 2020

Beschikking van de meervoudige kamer

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp
in de zaak naar aanleiding van het op 26 juni 2020 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer (voorheen: mr. C. Arslaner te Den Haag).
Als informant wordt aangemerkt:
De Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen, waaronder: de instemmingsverklaring d.d. 7 juli 2020 van
een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de
jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht;
- een e-mail van de gecertificeerde instelling d.d. 9 juli 2020, met bijlagen.
Op 23 juli 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, gecombineerd met een pro forma zitting van een strafzaak tegen [minderjarige] (parketnummer: 09/730066-20).
Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de GI 1] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [vertegenwoordiger van de GI 2] , namens de gecertificeerde instelling, afdeling jeugdreclassering;
  • [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
  • mr. N.M. Zeeman.
In verband met de door Juvaid Justitiële Jeugdinrichting genomen maatregelen rondom het coronavirus, vanwege besmettingen in de inrichting, heeft [minderjarige] de zitting per videoverbinding bijgewoond.

Feiten

[minderjarige] is geboren uit de moeder [de vrouw] en erkend door de vader [de man] .
De ouders zijn bij beschikking van 4 juni 2010 ontheven van het gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] staat onder voogdij van de gecertificeerde instelling.
[minderjarige] verblijft feitelijk in voorlopige hechtenis in Juvaid Justitiële Jeugdinrichting te Veenhuizen.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft op 8 augustus 2019 een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend van 9 augustus 2019 tot 26 juli 2020.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van één jaar op de daartoe in het verzoekschrift en de bijlagen aangevoerde gronden. Ter zitting is aangevoerd dat er geen passende plek voor [minderjarige] in een gesloten instelling beschikbaar is, maar dat als de voorlopige hechtenis geschorst wordt hij toch ergens zal moeten worden geplaatst. Het belangrijkste is dat [minderjarige] voor zijn problematiek een passende behandeling krijgt in een begrensde omgeving. Op dit moment lijkt een forensische plaatsing, zoals door de psycholoog op 21 juli 2020 in haar rapport naar aanleiding van het persoonlijkheidsonderzoek wordt beschreven, in een strafrechtelijk kader het meest passend. De haalbaarheid daarvan moet nog wel worden onderzocht. Het is wat de gecertificeerde instelling betreft niet in het belang van [minderjarige] om hem op korte termijn over te plaatsen naar een gesloten inrichting, met het risico dat hij over ongeveer een maand elders op een forensische plek zal worden geplaatst.
[minderjarige] heeft verweer gevoerd. Aangevoerd is dat een machtiging niet noodzakelijk is, omdat er geen plek voorhanden is om die ten uitvoer te leggen. Met de huidige machtiging wordt door de gecertificeerde instelling sinds [minderjarige] op 20 april 2020 is aangehouden en vervolgens in voorlopige hechtenis vastzit, niets gedaan. Er is sindsdien geen instelling bereid gevonden om hem op te nemen. Er wordt echter door de gecertificeerde instelling ook te weinig gedaan om een passende plek te vinden. De maatregel strekt daardoor enkel tot vrijheidsbeneming, zonder enig perspectief op een plek in een specifieke inrichting, met een behandelplan en hulpverlening met doelen waaraan gewerkt kan worden. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij duidelijkheid heeft over zijn verblijf. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
Tevens is in de instemmingsverklaring onvoldoende gemotiveerd waarom gesloten jeugdhulp naast de huidige situatie van gevangenhouding noodzakelijk is, waardoor deze niet aan de in de wet gestelde eisen voldoet. Ook om die reden moet het verzoek worden afgewezen.
De Raad heeft aangegeven dat [minderjarige] idealiter tot aan de uitkomst van zijn strafzaak op zijn huidige plek blijft en dus niet tussentijds wordt overgeplaatst.

Beoordeling

De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. [minderjarige] kampt als gevolg van zijn belaste verleden, waarbij sprake was van huiselijk geweld en hechtingsproblemen, met forse persoonlijke problematiek. [minderjarige] heeft moeite om zijn agressie te reguleren, vertoont oppositioneel opstandig gedrag, is erg boos en verdrietig, is rigide en niet in staat tot zelfreflectie. Een verblijf bij de pleegouders ging niet meer en [minderjarige] werd op een gegeven moment gesloten geplaatst. Vanuit de gesloten instellingen liep hij het afgelopen jaar meermaals weg en sinds april 2020 zit hij in voorlopige hechtenis vanwege een verdenking van twee overvallen, waarvan hij heeft bekend die te hebben gepleegd.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze problemen op dit moment de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken, niet noodzakelijk maken. Daartoe overweegt de rechtbank dat [minderjarige] op dit moment in voorlopige hechtenis in een Justitiële Jeugdinrichting verblijft, er geen passende plek in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor hem beschikbaar is en dat [minderjarige] mogelijk niet lang na de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak (die op 27 augustus 2020 staat gepland) in een forensisch behandelkader zal worden geplaatst. Het wordt door alle betrokkenen en door [minderjarige] zelf niet in zijn belang geacht om hem voor de uitkomst van de strafzaak bekend is, van verblijfplaats te laten wisselen.
Alles overwegende zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2020 door mr. C.F. Mewe, mr. E.M.C. Bouman, kinderrechters, en mr. A.M.A. Keulen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier.
Mr. Keulen is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.