Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2020 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
te ondertekenen
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, van Afghaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om afgifte van een verblijfsdocument op basis van zijn verblijfsrecht als Unieburger, afgeleid van zijn minderjarige zoon met de Nederlandse nationaliteit. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen, omdat de eiser niet in staat was zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig aan te tonen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht deze eis stelde, verwijzend naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had voldaan aan de bewijslast en dat de door hem overgelegde documenten, waaronder een verklaring van de Afghaanse ambassade, onvoldoende waren om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat de belangen van de minderjarige Unieburger niet in het geding waren, omdat de identiteit van de eiser niet was aangetoond. De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van identiteit en nationaliteit in procedures rondom verblijfsrecht.