ECLI:NL:RBDHA:2020:7142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
20/3648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij aanvraag bijstandsverlening Participatiewet

Op 28 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van 14 mei 2020, waarbij de aanvraag van de verzoeker om bijstand op grond van de Participatiewet buiten behandeling is gesteld. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt in een financiële noodsituatie te verkeren.

Tijdens de zitting op 23 juli 2020 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. C. de Vries, zijn situatie toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat voor het treffen van een voorlopige voorziening een spoedeisend belang vereist is. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij door de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag niet in zijn levensonderhoud kan voorzien. Echter, de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker bij binnenkomst in Nederland over voldoende middelen beschikte en momenteel huisvesting heeft. Bovendien heeft de verzoeker aangegeven dat hij inmiddels een baan heeft gevonden.

Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen sprake is van een acute financiële noodsituatie die het noodzakelijk maakt om de uitkomst van het bezwaar niet af te wachten. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. W. Goederee, en zal op een later moment openbaar worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3648

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. C. de Vries),

en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: P. Bos).

ProcesverloopBij besluit van 14 mei 2020 heeft verweerder verzoekers aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling gesteld.

Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter (skype)zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2020. Verzoeker heeft daaraan deelgenomen, samen met zijn gemachtigde. Verweerder heeft daaraan deelgenomen en zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen, wanneer de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft.
3. Verzoeker vindt dat hij bij zijn verzoek een spoedeisend belang heeft. Hij beschikt door de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag om bijstand niet over inkomen en kan daardoor niet in zijn levensonderhoud voorzien. Verzoeker is van mening dat hij daarom in een financiële noodsituatie verkeert.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in wat verzoeker heeft aangevoerd geen spoedeisend belang besloten ligt. Verzoeker beschikte bij binnenkomst in Nederland volgens eigen zeggen over zo'n € 1.500,-. Verzoeker heeft huisvesting, hij huurt een kamer van een particulier en de huur wordt vooralsnog door een vriend van zijn broer betaald. Verzoeker heeft dus een dak boven het hoofd, en heeft te kennen gegeven dat hij dagelijks bij mensen te eten krijgt. Verzoeker heeft aangegeven geen ziektekostenpremies te kunnen betalen, maar niet gebleken is dat hij daardoor niet langer tegen ziektekosten is verzekerd. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij inmiddels een baan heeft gevonden en aan het werk is gegaan. Dit alles samengenomen, leidt tot de conclusie dat er in verzoekers situatie geen sprake is van een acute (financiële) noodsituatie, waardoor het voor hem onmogelijk is dat hij de uitkomst van zijn bezwaar afwacht. Dat het nog enige tijd duurt voordat hij zijn eerste salaris ontvangt, maakt dit niet anders. In geval van nood kan verzoeker immers zijn werkgever om een voorschot vragen.
5. Nu niet gebleken is van een (financiële) noodsituatie ontbreekt het vereiste spoedeisend belang. De voorzieningenrechter komt daarmee niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening.
6. Het verzoek zal worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 juli 2020 door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
de griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel