ECLI:NL:RBDHA:2020:7136
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor dakloze verzoekster door gemeente Delft
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en het college van Burgemeester en Wethouders van Delft. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, omdat zij dakloos was. De gemeente heeft deze aanvraag op 8 april 2020 afgewezen, en het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 12 juni 2020 ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 juli 2020, die via een skype-verbinding plaatsvond, zijn beide partijen gehoord.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er op dat moment geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem. Hoewel de situatie van dakloosheid voor verzoekster onwenselijk is, kan zij gebruik maken van de gemeentelijke noodopvang. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de urgentieverklaring te weigeren, omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder deze verklaring niet in staat zou zijn om gezinsleven met haar kinderen te onderhouden. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de gemeente de belangen van verzoekster en het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling in overweging heeft genomen.
De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de gemeente niet voldoende kon vaststellen of verzoekster in haar bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte kan voorzien. De voorzieningenrechter heeft de beslissing niet op een openbare zitting kunnen uitspreken vanwege de coronamaatregelen, maar deze zal later alsnog gepubliceerd worden.