Op 29 juli 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toestemming voor orgaandonatie van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige 1]. Het verzoekschrift is ingediend door het Leids Universitair Medisch Centrum, dat toestemming vroeg voor de verwijdering van beenmerg van [minderjarige 1] ten behoeve van zijn broer, [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een medische verklaring van de behandelend arts en een verklaring van een kinderpsycholoog, die bevestigen dat de verwijdering van het beenmerg geen blijvende gevolgen zal hebben voor de gezondheid van [minderjarige 1].
De ouders van [minderjarige 1] zijn gehuwd en gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. [minderjarige 1] verblijft bij hen thuis, terwijl de ontvanger, zijn broer, in het ziekenhuis verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontvanger in levensgevaar verkeert en dat de kans op genezing alleen kan worden verhoogd door middel van een beenmergtransplantatie. De ouders hebben hun toestemming gegeven voor de orgaandonatie, en de kinderrechter heeft geoordeeld dat aan de wettelijke vereisten is voldaan.
Gelet op de overgelegde stukken en de verklaringen van de betrokkenen, heeft de kinderrechter besloten om de gevraagde toestemming voor de orgaandonatie te verlenen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de toestemming onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen deze beslissing kunnen worden aangewend.