ECLI:NL:RBDHA:2020:7126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
NL19.6190
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vrouw op grond van geloofwaardigheid van bekering tot het christendom en problemen met de Iraanse inlichtingendienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de verklaringen van de eiseres over haar bekering tot het christendom en de problemen die zij zou hebben ondervonden in Iran niet geloofwaardig achtte. Eiseres had gesteld dat zij in Iran afstand had genomen van de islam en dat zij problemen ondervond vanwege haar lidmaatschap van de Mankind Enlightment Love groep en haar bekering tot het christendom. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de verklaringen van eiseres terecht niet geloofwaardig had geacht, omdat deze inconsistent en onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij als vluchteling moest worden aangemerkt of dat zij bij terugkeer naar Iran een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de aanvraag zorgvuldig was behandeld, ondanks de bezwaren van eiseres over de procedurele gang van zaken. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun verklaringen goed te onderbouwen en de geloofwaardigheid van hun asielrelaas aan te tonen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.6190

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres,

mede namens haar minderjarige zoon [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2004 en van Iraanse nationaliteit
(gemachtigde: mr. M.J. van Basten Batenburg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.A. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 26 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S.L. Moallemzadeh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag 2] 1974 en heeft de Iraanse nationaliteit. Op 20 december 2017 heeft zij onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft – samengevat weergegeven – aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in Iran afstand heeft genomen van de islam. Zij is, met tussenpozen, lid geweest van de Mankind Enlightment Love groep en is in mei 2012 aanwezig geweest bij een bijeenkomst van deze groep waarbij de Iraanse inlichtingendienst een inval heeft gedaan. In tegenstelling tot de andere aanwezigen, werden eiseres en drie andere vrouwen niet gefouilleerd en wist eiseres vrijgelaten te worden door de inlichtingendienst. Door deze gebeurtenis is eiseres in de negatieve belangstelling van de inlichtingendienst komen te staan, is er een rapport over haar opgemaakt en heeft de inlichtingendienst op regelmatige basis de familie van eiseres lastiggevallen. Tussen 12 en 14 januari 2017 heeft eiseres zich, naar aanleiding van bepaalde ervaringen die haar tot de Bijbel hebben geleid en in de christelijke God hebben doen geloven, in Iran tot het christendom bekeerd. Eiseres heeft langdurig ernstige medische klachten gehad, maar is door haar bekering tot het christendom volledig genezen. Haar vriend [A] heeft haar vanuit Nederland bij haar bekeringsproces geholpen. Op 14 januari 2017 heeft eiseres aan hem een telefonische getuigenis afgelegd en is zij vervolgens in Nederland bij de Naviderahaie kerk ingeschreven. Omdat eiseres op haar werk een Bijbel verstopte in haar kluisje en haar werkgever daar achter is gekomen, is eiseres op 16 maart 2017 ontslagen. Eiseres vermoedt dat haar zussen door haar werkgever op de hoogte zijn gebracht van het ontslag, wat heeft geleid tot problemen. Eiseres is door haar zus [B] en haar zwager naar het ziekenhuis gebracht toen eiseres acuut behandeling nodig had voor een hevige bloeding. In het ziekenhuis ontstond tussen de zus en zwager van eiseres en de verpleegkundige ruzie, waarop eiseres door haar zus en zwager al bloedend en in ziekenhuiskleding in de auto is meegenomen naar een doodlopende weg met daarachter een dal. Eiseres vreesde dat haar zus en zwager haar wilden doden en heeft na een schermutseling met haar zus kunnen ontsnappen. Eiseres heeft vervolgens in het huis van haar broer kunnen verblijven tot aan haar vertrek naar Nederland op 1 december 2017. In de periode mei en juni 2017 ontving zij regelmatig twijfelachtige boodschappen op haar telefoon waarin gedreigd werd met het opleggen van een uitreisverbod, afkomstig van onbekende nummers. Eiseres vermoedt dat deze berichten afkomstig zijn van haar familie en vreest bij terugkeer naar Iran opnieuw problemen te zullen ondervinden met haar familie en overgedragen te zullen worden aan de inlichtingendienst. In Nederland heeft eiseres kerkdiensten bezocht, Bijbelstudie en cursussen gevolgd en zich op 1 april 2018 laten dopen. Ook heeft zij verschillende personen geëvangeliseerd, waaronder haar minderjarige zoon.
Ter onderbouwing van haar asielrelaas heeft eiseres onder andere de volgende stukken overgelegd:
- kopie van een certificaat van deelname van de Mankind Enlightment Love groep aan een seminar op 27 tot en met 29 april 2010, en de vertaling hiervan;
- kopie van een verklaring van de Naviderahaie Persian Speaking Church Amsterdam van 27 januari 2017;
- kopie van een verklaring van werkgever [werkgever] van 21 maart 2017;
- kopie van een verklaring van het Pars Pathobiology Laboratory van 20 augustus 2017, en de vertaling hiervan;
- kopie van verklaringen van de Christelijke Gereformeerde Kerk Hoogeveen van 30 maart 2018 en 28 januari 2019;
- kopie van een verklaring van [A] van 26 maart 2018;
- kopie van het doopcertificaat van 1 april 2018.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de afstand die eiseres heeft genomen van de islam;
- de problemen naar aanleiding van het lidmaatschap van de Mankind Enlightment Love groep;
- de bekering tot het christendom;
- de problemen naar aanleiding van de bekering tot het christendom.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst en de afstand die zij heeft genomen van de islam, geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiseres over de problemen naar aanleiding van het lidmaatschap van de Mankind Enlightment Love groep, de bekering tot het christendom en de problemen naar aanleiding van de bekering tot het christendom zijn door verweerder niet geloofwaardig geacht. Om die reden kan eiseres volgens verweerder niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76), (het Vluchtelingenverdrag) en heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat eiseres heeft verklaard afstand te hebben genomen van de islam, leidt volgens verweerder op zichzelf niet tot het oordeel dat zij als vluchteling dient te worden aangemerkt dan wel dat zij bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op ernstige schade. Nog afgezien van de omstandigheid dat eiseres haar asielrelaas niet heeft gebaseerd op de afstand die zij heeft genomen van de islam, is uit haar verklaringen niet naar voren gekomen dat zij op grond hiervan problemen heeft ondervonden, aldus verweerder. Eiseres heeft immers verklaard geen serieuze problemen te hebben ondervonden vanwege het feit dat zij het islamitisch geloof niet meer praktiseerde. Zo heeft zij verklaard dat er veel mensen zijn die het geloof verlaten maar dat, wanneer je je niet bij een ander geloof aansluit, dit niet opvalt. Voorts heeft eiseres verklaard dat je dan gewoon je leven kunt leiden zolang je voorzichtig bent, niet op je werk laat merken dat je niet gelooft en oppast met wat je zegt (pagina 23, rapport aanvullend gehoor). Gelet hierop is volgens verweerder niet aannemelijk dat anderen erachter zullen komen dat eiseres geen geloof aanhangt of dat eiseres in Iran reeds als afvallige wordt beschouwd.
5. Eiseres kan zich met deze beslissing niet verenigen en verwijst allereerst naar de zienswijze en verzoekt de rechtbank deze als overgenomen en ingelast te beschouwen.
Voorts stelt zij – samengevat weergegeven – dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. Het voornemen en het bestreden besluit zijn door dezelfde beslismedewerker opgesteld, wat onzorgvuldig is en in strijd is met de interne richtlijnen van verweerder. Eiseres verzoekt de rechtbank verweerder te gelasten deze interne richtlijnen in het geding te brengen. Uit de bestreden besluitvorming blijkt daarnaast niet dat sprake is geweest van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling noch dat getoetst is aan de Werkinstructie 2018/10 inzake bekeerlingen. De verklaringen van eiseres over de problemen naar aanleiding van het lidmaatschap van de Mankind Enlightment Love groep, de bekering tot het christendom en de problemen naar aanleiding van de bekering tot het christendom zijn door verweerder ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Bovendien zijn de problemen met de Mankind Enlightment Love groep niet de reden geweest waarom eiseres haar land heeft verlaten, waardoor deze problemen ten onrechte door verweerder als relevant element zijn aangemerkt. Ook is niet voldoende gewicht toegekend aan de overgelegde bewijsstukken en is de ondergeschikte positie van de vrouw in Iran ten onrechte niet meegewogen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Tot slot is ten onrechte de zoon van eiseres niet gehoord over zijn asielmotieven, nu ook hij is bekeerd tot het christendom en hij bovendien enkele verklaringen van zijn moeder zou kunnen bevestigen.
Ter onderbouwing heeft eiseres de volgende stukken overgelegd:
- rapport van Stichting Gave, ‘Credibility of conversion - Assessment by the Dutch Immigration Service. Version 1.0’, door dr. M. Visscher van 26 februari 2019;
- kopie van een brief van de GGZ van 15 november 2019;
- kopie van een verklaring van de christelijk gereformeerde kerk Assen Zoekt van 18 maart 2020;
- kopie van verklaringen van de City Life Church Assen van 12 mei 2020 ten aanzien van eiseres en haar zoon.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de enkele verwijzing naar de zienswijze in de gronden van beroep nog niet maakt dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Verweerder is in het bestreden besluit uitvoerig op de door eiseres ingebrachte zienswijze ingegaan. Het is vervolgens aan eiseres om in haar gronden van beroep aan te geven in welke zin verweerder in zijn motivering in het bestreden besluit tekort is geschoten. In het navolgende gaat de rechtbank daarom enkel in op hetgeen eiseres in haar beroepsgronden specifiek tegen het bestreden besluit naar voren heeft gebracht.
Taal- en tikfouten
6.2.
De rechtbank stelt vast dat in de bestreden besluitvorming een aantal taal- en tikfouten staan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit echter kennelijke verschrijvingen, waaruit geen nadeel voor eiseres voortvloeit.
Vier-ogen principe
6.3.
Het betoog van eiseres dat het onzorgvuldig is dat het voornemen en het bestreden besluit door dezelfde beslismedewerker zijn uitgebracht, kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin slagen. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres door vier verschillende medewerkers van verweerder is gehoord en een vijfde medewerker het voornemen en het bestreden besluit heeft uitgebracht, waardoor de gehele procedure van eiseres niet door één medewerker is behandeld. Bovendien blijkt uit de kantlijn van de eerste pagina van het voornemen dat bij het opstellen van het voornemen nog een andere medewerker betrokken is geweest, hetgeen de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft bevestigd. De enkele omstandigheid dat het voornemen en het bestreden besluit door dezelfde medewerker zijn ondertekend, leidt derhalve niet tot het oordeel dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding het verzoek van eiseres te honoreren om verweerder te gelasten zijn interne richtlijnen in het geding te brengen.
Relevant element
6.4.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de problemen naar aanleiding van het lidmaatschap van de Mankind Enlightment Love groep ten onrechte als relevant element zijn aangemerkt, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft de problemen naar aanleiding van het lidmaatschap van de Mankind Enlightment Love groep aangevoerd in haar asielrelaas. Zo was zij volgens haar verklaringen vanwege dit lidmaatschap bekend geworden bij de Iraanse inlichtingendienst (pagina’s 8 en 10, rapport aanvullend gehoor) en was die inlichtingendienst op zoek naar haar (pagina 12, rapport aanvullend gehoor). Deze gestelde problemen hebben raakvlakken met een onderwerp dat in verband staat met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het EVRM. Gelet hierop heeft verweerder de problemen van eiseres naar aanleiding van het lidmaatschap van de Mankind Enlightment Love groep terecht als relevant element aangemerkt en dit ook voldoende gemotiveerd op pagina 3 van het bestreden besluit.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiseres over de problemen naar aanleiding van het lidmaatschap van de Mankind Enlightment Love groep niet geloofwaardig bevonden. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiseres vage en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over de gestelde inval door de inlichtingendienst tijdens een bijeenkomst van de groep in mei 2012 en dat bovendien niet valt in te zien waarom de gestelde inval plaats zou hebben gevonden. Eiseres heeft immers verklaard dat de groep sinds 1996 een vergunning heeft (pagina 8, rapport aanvullend gehoor), waardoor de groep blijkbaar niet illegaal opereerde. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres onlogisch en vaag heeft verklaard over haar gestelde vrijlating. Zo valt niet in te zien waarom de inlichtingendienst eiseres als enige, na het achterlaten van haar identiteitskaart en de belofte dat zij zich de volgende dag zou melden, heeft vrijgelaten, enkel omdat eiseres zou hebben aangegeven dat zij haar kind bij kennissen had achtergelaten (pagina 10, rapport aanvullend gehoor). Evenmin valt in te zien waarom eiseres zo geheimzinnig over haar reis na de gestelde inval heeft moeten doen, nu zij zou zijn vrijgelaten en de inlichtingendienst door het overhandigen van haar identiteitskaart bovendien over haar gegevens beschikte. Dat eiseres na de gestelde inval nog vijf jaar in Iran heeft kunnen wonen zonder problemen met de autoriteiten te hebben ondervonden (pagina 12, rapport aanvullend gehoor) en dat zij zonder problemen nieuwe identiteitsdocumenten heeft kunnen verkrijgen, duidt evenmin op problemen met de inlichtingendienst. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat dit in ernstige mate afbreuk doet aan de verklaringen van eiseres hieromtrent, temeer nu eiseres zich niet aan de aan haar opgelegde meldplicht zou hebben gehouden en eiseres heeft verklaard dat haar familie nog wel op regelmatige basis door de inlichtingendienst zou zijn lastiggevallen. De legale uitreis van eiseres uit Iran heeft in dit kader voorts bevreemding bij verweerder kunnen wekken.
6.6.
Ook de verklaringen van eiseres over haar bekering tot het christendom heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd niet geloofwaardig bevonden. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt welk proces zij heeft doorgemaakt waardoor zij zich uiteindelijk tot het christendom heeft bekeerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat haar verklaringen hieromtrent grotendeels vaag en niet voldoende geconcretiseerd zijn, waardoor haar verklaringen onvoldoende overtuigend zijn. Voorts heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiseres opmerkelijk en tegenstrijdig heeft verklaard over de Bijbel die zij in haar bezit zou hebben gekregen en over het moment waarop zij zou zijn begonnen met daarin te lezen. Verweerder heeft daarbij van belang kunnen achten dat opmerkelijk is dat, nadat twee vriendinnen van eiseres ontkenden dat zij de Bijbel hadden achtergelaten, eiseres niet zou zijn nagegaan hoe de Bijbel dan in haar huis terecht zou zijn gekomen. Dit klemt temeer nu het een verboden boek is in Iran, eiseres op dat moment zelf nog geen interesse in de Bijbel zou hebben gehad en haar toenmalige echtgenoot erg tegen het christendom was. De verklaringen van eiseres op verweerders vraag of zij heeft nagedacht over de risico’s die een bekering tot het christendom zouden kunnen hebben, heeft verweerder kunnen bestempelen als vaag en laconiek, temeer nu een bekering tot het christendom in Iran gepaard gaat met gevaar en risico’s en eiseres heeft verklaard dat zij hier ten tijde van haar gestelde bekering bekend mee zou zijn geweest. Dat eiseres enige feitelijke kennis heeft van het christendom en zij voorts kerkelijke activiteiten onderneemt, heeft verweerder conform Werkinstructie 2018/10 (thans vervangen door Werkinstructie 2019/18) kenbaar meegewogen in de besluitvorming. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze kennis en ondernomen kerkelijke activiteiten niet per definitie leiden tot een aannemelijk proces van bekering dan wel een intensieve en oprechte bekering. Tot slot heeft verweerder bij zijn standpunt kunnen betrekken dat eiseres geen medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij langdurige ernstige medische klachten heeft gehad en dat zij daarvan zou zijn genezen, hetgeen volgens eiseres te danken zou zijn aan haar gestelde bekering tot het christendom.
6.7.
Ten aanzien van de door eiseres overgelegde verklaringen van derden zoals hiervoor genoemd onder 2. en 5., blijkt uit de besluitvorming en het verweerschrift dat verweerder kenbaar op deze documenten is ingegaan en dat deze bij de besluitvorming zijn meegewogen. In het verweerschrift heeft verweerder onder verwijzing naar Werkinstructie 2018/10 en naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3514) terecht gesteld dat de documenten kunnen dienen ter staving van de gestelde bekering, maar onverlet laten dat eiseres (ook) tegenover verweerder overtuigende verklaringen moet kunnen afleggen over haar bekering en het proces dat daartoe heeft geleid. Gelet op het hiervoor overwogene onder 6.6., hebben de overgelegde documenten verweerder niet tot een andere conclusie hoeven brengen ten aanzien van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over haar bekering.
6.8.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de door eiseres gestelde problemen als gevolg van haar gestelde bekering niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft bevonden. In dit kader is van belang dat reeds is geoordeeld dat verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiseres over de gestelde bekering tot het christendom ongeloofwaardig heeft bevonden. Verder heeft verweerder eiseres kunnen tegenwerpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gestelde vondst van een Bijbel in haar kluisje op het werk de reden van haar ontslag was noch dat haar zussen via haar werkgever hier achter zouden zijn gekomen. Zo heeft eiseres verklaard dat er geen reden voor haar ontslag is gegeven (pagina 23, rapport nader gehoor), waardoor zij bijvoorbeeld ook zou kunnen zijn ontslagen vanwege haar echtscheiding. Volgens eiseres krijgt een gescheiden vrouw in Iran immers geen werk en heeft zij daarom niet op haar werk doorgegeven dat ze definitief van haar voormalige echtgenoot gescheiden was (pagina 19, rapport nader gehoor). Bovendien heeft eiseres verklaard dat zij ook rechtbankdocumenten van haar echtscheiding in haar kluisje op het werk bewaarde (pagina’s 19 en 20, rapport nader gehoor). Verweerder heeft zich voorts op het standpunt kunnen stellen dat eiseres onlogisch en ongerijmd heeft verklaard over de gestelde ruzie die zij met haar zus [B] zou hebben gehad en dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het moment dat haar zoon zou zijn opgehaald na het gestelde incident in het ziekenhuis.
Afvalligheid
6.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres met hetgeen zij heeft aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege de afstand die zij heeft genomen van de islam als vluchteling dient te worden aangemerkt dan wel dat zij bij terugkeer naar Iran in een situatie zal komen te verkeren die strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft hiertoe van belang kunnen achten dat eiseres heeft verklaard dat zij geen serieuze problemen in Iran heeft ondervonden vanwege het niet praktiseren van het islamitische geloof (pagina 23, rapport aanvullend gehoord). Ook heeft eiseres verklaard dat er veel mensen zijn die het islamitische geloof verlaten, maar dat dit niet opvalt wanneer je je niet bij een ander geloof aansluit. Eiseres heeft hier aan toegevoegd dat je dan gewoon je leven kunt leiden zolang je voorzichtig bent, niet op je werk laat merken dat je niet gelooft en oppast met wat je zegt (pagina 23, rapport aanvullend gehoor). Verder heeft verweerder van belang kunnen achten dat uit de verklaringen van eiseres bovendien niet blijkt dat zij bij terugkeer naar Iran van plan is haar afwending van de islam actief uit te dragen. Anders dan eiseres heeft betoogd, is verweerder in het bestreden besluit bovendien kenbaar ingegaan op de in de zienswijze aangevoerde positie van vrouwen in Iran. Verweerder heeft zich daarbij niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat de positie van vrouwen in Iran bijzonder zorgwekkend is te noemen, in het geval van eiseres niet kan leiden tot een ander oordeel.
Apart horen van de minderjarige zoon
6.10.
Het betoog van eiseres dat haar minderjarige zoon ten onrechte niet door verweerder is gehoord, nu ook hij zou zijn bekeerd tot het christendom en hij bovendien enkele verklaringen van eiseres zou kunnen bevestigen, slaagt ten slotte evenmin. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat nu de gestelde bekering tot het christendom van eiseres als leidend motief ongeloofwaardig is bevonden, tevens geen geloof wordt gehecht aan de stelling dat zij haar zoon zou hebben geëvangeliseerd (hetgeen eiseres tijdens het aanvullend gehoor heeft verklaard, blijkens pagina’s 48 en 49 van het rapport aanvullend gehoor) en hij is bekeerd tot het christendom. Verweerder heeft derhalve kunnen afzien van het apart horen van de minderjarige zoon van eiseres.
6.11.
Hetgeen eiseres verder heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment, voor zover nodig, alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.