ECLI:NL:RBDHA:2020:7121
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van verkoopwinst woning als resultaat uit overige werkzaamheden in belastingrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. I.J. Janssens, in beroep ging tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de kwalificatie van de verkoopwinst van een woning die eiser in 2015 had gekocht en vervolgens verkocht. Eiser had de woning gekocht voor € 116.500 via een veiling, met de intentie om deze zelf te bewonen. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de woning met die intentie was aangeschaft. De rechtbank stelde vast dat de woning was gekocht onder opschortende voorwaarden en dat er onduidelijkheid bestond over de intenties van eiser, vooral gezien de omstandigheden rondom zijn huurwoning en de daaropvolgende verkoop van de woning aan een derde voor € 157.500. De inspecteur had de verkoopwinst van € 27.876 als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) gerekend bij het belastbaar inkomen van eiser, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.