ECLI:NL:RBDHA:2020:7108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
C/09/567282 / FA RK 19-635
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en waardering van een vennootschap onder firma in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de vrouw, [X], en de man, [Y]. De vrouw is vertegenwoordigd door mr. S.F. Yap en de man door mr. P. Tijsterman, thans mr. J. de Haan. De rechtbank heeft de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij zowel de man als de vrouw verschillende activa en passiva zijn toegewezen. De rechtbank heeft ook de waardering van het aandeel van de man in de vennootschap onder firma (vof) [naam vof] behandeld. De partijen waren het erover eens dat de mediation niet had geleid tot overeenstemming over de waarde van het aandeel van de man in de vof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jaarcijfers en de slotbalans van de vof zijn goedgekeurd door beide partijen. De rechtbank heeft de waarde van de vof vastgesteld op basis van de intrinsieke waarde, de rentabiliteitswaarde en de goodwill, en heeft de vrouw verplicht om de helft van deze waarde aan de man uit te keren. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de man tot afgifte van inboedelgoederen afgewezen, omdat dit een executiegeschil betreft dat niet in deze procedure past. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-635 (scheiding) / FA RK 19-3006 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/567282 (scheiding) / C/09/572203 (verdeling)
Datum beschikking: 29 juli 2020

Scheiding en verdeling

Beschikking op het op 24 januari 2019 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S.F. Yap te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P. Tijsterman te Uithoorn, thans mr. J. de Haan te Alkmaar.

Procedure

Bij beschikking van [datum beschikking] 2020 van deze rechtbank:
- is de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als volgt vastgesteld:
1. aan de man worden toegedeeld:
1.1
de helft van het saldo per peildatum op de volgende bank- en
spaarrekeningen:
 [rekeningnummer 1] op naam van de man;
 [rekeningnummer 2] op naam van de man;
 [rekeningnummer 3] (Betaalrekening met daaraan gekoppeld [naamspaarrekening] en [naam rekening] ) op naam van de vrouw;
1.2
de helft van de inboedelgoederen in de echtelijke woning, in
onderling overleg te verdelen, waarbij de man de eerste keuze heeft, de vrouw de tweede keuze enzovoorts;
1.3 -
houten opbergmeubel (grootmoeder man);
- geelkleurig ijzeren ladekastje (grootmoeder man);
- diverse studieboeken en persoonlijke boeken (man en familie);
- de helft van de diverse handgeschilderde keramieken borden en bekers, onderling overleg te verdelen, waarbij zij om en om een goed mogen kiezen. De man mag als eerste kiezen, vervolgens de vrouw enzovoorts;
- twee oude laptops met familiefoto’s van de man;
1.4 -
drie brandwerende archiefkasten;
- een bureautafel lang;
- een bureaustoel;
- twee metalen bureauladekastjes;
- vier luxe stoelen stof;
- document archiefkast;
- twee whiteboards;
- drie prikborden;
- lamineerapparaat;
- geldtelmachine;
- een Maglite zaklamp met oplader;
2. aan de vrouw worden toegedeeld:
2.1
de helft van het saldo per peildatum op de volgende bank- en
spaarrekeningen:
 [rekeningnummer 1] op naam van de man;
 [rekeningnummer 2] op naam van de man;
 [rekeningnummer 3] (Betaalrekening met daaraan gekoppeld [naamspaarrekening] en [naam rekening] ) op naam van de vrouw;
2.2
de helft van de inboedelgoederen in de echtelijke woning, in
onderling overleg te verdelen, waarbij zij om en om een goed mogen kiezen. De man mag als eerste kiezen, vervolgens de vrouw enzovoorts;
2.3 -
laptop merk Lenovo Yoga;
- Sony PlayStation;
2.4 -
twee brandwerende archiefkasten;
- een bureautafel lang;
- twee bureaustoelen;
- luxe bureau met glazen plaat;
- twee whiteboards;
- twee Maglite zaklampen met oplader,
- is vastgesteld dat partijen in hun onderlinge verhouding en in afwijking van de wettelijke uitgangspunten zijn overeengekomen dat de man zijn schuld aan DUO als eigen schuld voor zijn rekening neemt en dat de vrouw haar schuld aan DUO als eigen schuld voor haar rekening neemt;
- is bepaald dat de man wat betreft de gelden op de zakenrekening van de onderneming niet langer gerechtigd is tot een bedrag van € 2.000,- per maand en dat de vrouw niet langer gehouden is om het er toe te geleiden dat de man wat dit betreft zijn aanspraak kan effectueren;
- is bepaald dat de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurster is van de woonruimte te [adres] , [postcode] [plaats] ;
- zijn partijen verwezen naar de voor hen bekende mediator om te trachten hun geschil ten aanzien van de waardering van de vof door middel van mediation tot een oplossing te brengen;
- is iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van het aandeel van partijen in het kapitaal van de vof aangehouden tot 15 mei 2020 pro forma, in afwachting van de resultaten van de mediation.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van 4 mei 2020 van de zijde van de man;
  • het F4-formulier van 13 mei 2020 van de zijde van de vrouw;
  • het F4-formulier van 14 mei 2020 van de zijde van de man;
  • het F4-formulier van 12 juni 2020 van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 12 juni 2020 van de zijde van de man;
  • de brief van 26 juni 2020, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Verdeling huwelijksgemeenschap
Ad a: de vennootschap onder firma (vof) [naam vof]
Uit de berichten van partijen blijkt dat de mediation niet heeft geleid tot overeenstemming over de waarde van het aandeel van de man in de vof. Wel zijn inmiddels door de accountant van de vrouw de jaarcijfers van de vof vastgesteld en is een slotbalans per datum ontbinding van de vof ( [datum ontbinding vof] 2019) opgemaakt. Partijen zijn over en weer akkoord met de jaarcijfers en de slotbalans en zijn het erover eens dat op basis hiervan de waarde van de vof per datum ontbinding kan worden bepaald.
Uit de slotbalans per [datum ontbinding vof] 2019 volgt dat het aandeel van de man in het kapitaal per [datum ontbinding vof] 2019 € 16.430,50 bedroeg en het aandeel van de vrouw € 28.663,-. De vrouw heeft voorts het document ‘ [naam document] ’ overgelegd waaruit volgt dat uit de vof vanaf [datum ontbinding vof] 2019 nog een bedrag van in totaal € 11.299,68 aan de man is betaald.
De man verzoekt de rechtbank om voor de waardering van de onderneming een deskundige te benoemen, die op basis van de discounted cash flow (dcf) methode de waarde van het aandeel van partijen in de vof zal vaststellen. De vrouw verzoekt de rechtbank om een oordeel te geven omtrent de verdeling van het aandeel van partijen in het kapitaal van de vof per [datum ontbinding vof] 2019 overeenkomstig de slotbalans en de ‘ [naam document] ’. Ook zij verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen.
Verdeling huwelijksgemeenschap
Ad a: de vennootschap onder firma (vof) [naam vof]
Uit de berichten van partijen blijkt dat de mediation niet heeft geleid tot overeenstemming over de waarde van het aandeel van de man in de vof. Wel zijn inmiddels door de accountant van de vrouw de jaarcijfers van de vof vastgesteld en is een slotbalans per datum ontbinding van de vof ( [datum ontbinding vof] 2019) opgemaakt. Partijen zijn over en weer akkoord met de jaarcijfers en de slotbalans en zijn het erover eens dat op basis hiervan de waarde van de vof per datum ontbinding kan worden bepaald.
Uit de slotbalans per [datum ontbinding vof] 2019 volgt dat het aandeel van de man in het kapitaal per [datum ontbinding vof] 2019 € 16.430,50 bedroeg en het aandeel van de vrouw € 28.663,-. De vrouw heeft voorts het document ‘ [naam document] ’ overgelegd waaruit volgt dat uit de vof vanaf [datum ontbinding vof] 2019 nog een bedrag van in totaal € 11.299,68 aan de man is betaald.
De man verzoekt de rechtbank om voor de waardering van de onderneming een deskundige te benoemen, die op basis van de discounted cash flow (dcf) methode de waarde van het aandeel van partijen in de vof zal vaststellen. De vrouw verzoekt de rechtbank om een oordeel te geven omtrent de verdeling van het aandeel van partijen in het kapitaal van de vof per [datum ontbinding vof] 2019 overeenkomstig de slotbalans en de ‘ [naam document] ’. Ook zij verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen. De rechtbank gaat aan het verzoek om benoeming van een deskundige voorbij en wel op grond van het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat partijen geen vennootschapscontract hebben opgesteld die bepaalt naar welke waarde het aandeel van partijen in de onderneming moet worden vastgesteld.
De rechtbank volgt de man niet in zijn stelling dat een waardering conform de dcf-methode bij deze vennootschap passend is. De man stelt op dit punt slechts dat ‘
de onderneming uniek is in Nederland met bijzondere producten en een groot klantenbestand, juist omdat het recept [naam vof] niet zomaar na te maken is’. De man spreekt over een enorme winstpotentie van de vennootschap. Dit heeft de man echter niet met concrete feiten onderbouwd. De jaarstukken die zijn overgelegd tonen dit in elk geval onvoldoende aan.
Gelet op het feit dat de waardering van de vennootschap plaatsvindt in het kader van de echtscheidingsprocedure, en dat op grond van de jaarcijfers sprake is van een bescheiden onderneming, acht de rechtbank een waardering zoals door de vrouw voorgesteld, waarbij een gemiddelde is genomen van de intrinsieke waarde, de rentabiliteitswaarde en de goodwill passend en billijk.
De vrouw heeft eerder in de procedure het standpunt ingenomen dat het aandeel van partijen in de waarde van de onderneming € 97.044,- bedraagt en dat ieder der partijen gerechtigd is tot de helft hiervan, zijnde een bedrag van € 48.522,-, waarbij aan de zijde van de man in mindering strekt hetgeen door hem in privé in 2019 is onttrekken. Voor de vaststelling van de waarde van het aandeel van partijen in de vof heeft de vrouw een gemiddelde van de intrinsieke waarde, de rentabiliteitswaarde en de goodwill als uitgangspunt genomen. Deze berekeningen zijn door de vrouw in de procedure overgelegd. De man heeft deze door de vrouw overgelegde berekeningen niet inhoudelijk betwist. Hij heeft zich enkel op het standpunt gesteld dat een deskundige de onderneming dient te waarderen conform de dcf-methode. Nu de man de berekening van de vrouw niet inhoudelijk heeft betwist zal de rechtbank de door de vrouw overgelegde berekening als uitgangspunt nemen. Bij deze stand van zaken heeft de rechtbank geen behoefte aan voorlichting door een deskundige.
Nu beide partijen over en weer akkoord zijn gegaan met de jaarcijfers en de slotbalans, zal de rechtbank de intrinsieke waarde, zoals eerder opgenomen in de berekening van de vrouw, hierop aanpassen. Dit leidt tot de volgende berekening:
Waarde vof
(1) intrinsieke waarde € 45.093,-
(2) rentabiliteitswaarde € 284.185,-
(3) de goodwill (€ 57.862,-)
Gemiddelde waarde op grond van deze methoden € 90.472,-
Zoals in de vorige beschikking reeds is overwogen dient de vrouw de helft van deze waarde aan de man uit te keren, als vergoeding voor de waarde van zijn aandeel in de vof, onder aftrek van hetgeen de man in 2019 meer heeft onttrokken dan zijn aandeel (50%) in het kapitaal waartoe hij gerechtigd was. Partijen hebben daarnaast op de zitting van deze rechtbank van 10 januari 2020 bevestigd dat de betalingen van de vrouw aan de man sinds de ontbinding op [datum ontbinding vof] 2019 moeten worden opgevat als voorschot op het uitkoopbedrag dat de vrouw uiteindelijk aan de man zal betalen.
Voor de vaststelling van het bedrag dat de man in 2019 meer heeft onttrokken dan zijn aandeel (50%) in het kapitaal waartoe hij gerechtigd was, is van belang dat in de intrinsieke waarde van de vof per [datum ontbinding vof] 2019 reeds rekening is gehouden met de opnames van beide partijen tot [datum ontbinding vof] 2019. De rechtbank zal dan ook de helft van het verschil tussen de kapitaalstand van de vrouw van € 28.663,- en de kapitaalstand van de man van € 16.430,50 in aftrek nemen, wat neerkomt op een bedrag van € 6.116,25.
Verder heeft de vrouw na [datum ontbinding vof] 2019 aan de man nog een bedrag van € 11.299,68 betaald.
De helft van het aandeel van partijen in de vof bedraagt € 45.236,-. Van dit bedrag wordt, zoals hiervoor is overwogen, in totaal een bedrag van € 17.415,93 (€ 6.116,25 + € 11.299,68) in aftrek genomen. Dit leidt tot de conclusie dat de vrouw, uit hoofde van overbedeling in verband met de voortzetting van de vof met uitzondering van man als vergoeding voor de waarde van zijn aandeel in de vof, aan hem een bedrag verschuldigd is van € 27.820,07.
Verzoek van de man tot afgifte van de inboedelgoederen
De man verzoekt in zijn akte afgifte aan hem van een wasmachine en een televisie, onder verbeurte van een dwangsom, omdat hij van de vrouw niet de goederen heeft gekregen die in de woning stonden ten tijde van de samenwoning, maar andere, oudere versies van de goederen. De rechtbank is van oordeel dat uit de beschikking van [datum beschikking] 2020 volgt dat partijen de inboedelgoederen in onderling overleg zullen verdelen. Het feit dat de man een tweetal onjuiste inboedelgoederen zou hebben ontvangen en alsnog afgifte wenst van de juiste goederen, onder verbeurte van een dwangsom, betreft naar het oordeel van de rechtbank een executiegeschil. Een dergelijk geschil is geen nevenvoorziening als bedoeld in artikel 827, lid 1, sub f, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en past derhalve niet in de onderhavige procedure, zodat de rechtbank het verzoek van de man niet-ontvankelijk zal verklaren.
Proceskosten
Gelet op het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn en het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.
(alleen opnemen indien kostenveroordeling is verzocht)

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de vrouw aan de man een bedrag verschuldigd is van € 27.802,07 voor de waarde van zijn aandeel in de vof;
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot afgifte, onder verbeurte van een dwangsom, van een tweetal inboedelgoederen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. J.M.N. van Limpt-Schrover als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2020.