ECLI:NL:RBDHA:2020:7106
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, had beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door M.J. Roeloffzen, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van de Staatssecretaris op 20 maart 2020 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De vergoeding is vastgesteld op een vast bedrag, maar door de beperkte aard van de zaak, waarbij alleen de overschrijding van de beslistermijn aan de orde was, is de vergoeding verlaagd met een wegingsfactor van 0,5.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.