ECLI:NL:RBDHA:2020:7078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
UTR 20/670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

Op 8 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek van de eiser om vergoeding van proceskosten na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 4 januari 2019, waarin de Staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvraag van de eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit, en op 20 december 2019 heeft de Staatssecretaris een nieuw besluit genomen, waarbij aan eiser een verblijfsvergunning werd verleend en een bedrag van € 1442,- aan dwangsommen werd toegekend.

De rechtbank heeft in deze uitspraak de proceskosten van eiser vastgesteld op € 262,50, welke door de Staatssecretaris moet worden vergoed. De rechtbank baseerde deze beslissing op artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar de beslissing is wel verzonden aan de betrokken partijen.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op basis van de geldende tarieven en de wegingsfactor, waarbij het geïndexeerde bedrag per 1 januari 2020 is gehanteerd. Eiser kan, indien hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/670

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.A. Vermeij),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft verweerder bij uitspraak van 4 januari 2019 NL17.2454 opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Op 20 december 2019 heeft verweerder een nieuw besluit genomen.
Deze uitspraak gaat over het verzoek van eiser om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 26 februari 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 20 december 2019 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 26 april 2017 en dat aan eiser een verblijfsvergunning wordt verleend. Daarnaast is aan eiser een bedrag van € 1442,- aan dwangsommen toegekend. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Het geschil beperkt zich tot de vergoeding van de proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van eiser en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van eiser te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op € 262,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 0,5). Anders dan verweerder heeft de rechtbank hierbij het per 1 januari 2020 geïndexeerde bedrag gehanteerd.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier
.Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak – zo nodig - alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd om de uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.