ECLI:NL:RBDHA:2020:7074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
C-09-593887-KG ZA 20-500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bijzondere voorwaarden bij voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde lid van een motorclub

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, een veroordeelde die betrokken was bij de motorclub Hells Angels, vorderde om de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling waren opgelegd, te schorsen. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en had zich tijdens zijn detentie aangesloten bij de motorclub Hardliners. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere contactverboden met slachtoffers en medeverdachten, alsook een locatieverbod in de nabijheid van motorclubleden en -locaties. De rechtbank oordeelde dat de Staat der Nederlanden niet onrechtmatig handelde door deze voorwaarden op te leggen, en dat de bijzondere voorwaarden niet onbegrijpelijk waren gezien de criminogene factoren die aan de orde waren. De rechtbank benadrukte dat het Openbaar Ministerie een grote beleidsvrijheid heeft bij het opleggen van dergelijke voorwaarden en dat de rechter in kort geding slechts met terughoudendheid kan ingrijpen. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel – voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/593887 / KG ZA 20/500
Vonnis in kort geding van 29 juli 2020
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. C.W. Flokstra te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden(het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Openbaar Ministerie) te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mr. L. Sieverink en mr. W. Heemskerk te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘eiser’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door de Staat overgelegde producties;
- de bij de mondelinge behandeling door de Staat overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2020. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Eiser heeft mede leiding gegeven aan het [plaatselijk] charter van motorclub Hells Angels, een criminele organisatie die zeer ernstige strafbare feiten heeft gepleegd en waarin het plegen daarvan werd gestimuleerd en gefaciliteerd. Eiser heeft zich in deze context zelf ook schuldig gemaakt aan strafbare feiten en is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2018 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
2.2.
Eiser heeft zich gedurende zijn detentie aangesloten bij een nieuwe motorclub, met de naam Hardliners. Deze motorclub is – eveneens vanuit detentie – opgericht door een medeveroordeelde van eiser, die de functie van president bekleedde binnen het [plaatselijk] charter van de Hells Angels.
2.3.
In het kader van de executie van zijn gevangenisstraf en de beoogde resocialisatie neemt eiser al geruime tijd deel aan een zogenoemd penitentiair programma (PP).
2.4.
Gedurende zijn deelname aan het PP heeft eiser op 8 augustus 2019 met ruim twintig andere leden van de Hardliners, gehuld in de hesjes van de Hardliners (‘colours’), geposeerd op en rond het bordes van het stadhuis in Haarlem. Van het incident is een foto verschenen in het Haarlems Dagblad. Naar aanleiding hiervan heeft eiser een waarschuwing ontvangen van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) waar hij verblijft.
2.5.
Met het oog op de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van eiser heeft (de directeur van) de PI op 13 maart 2020 een advies opgesteld. De PI adviseert VI met algemene voorwaarden. Op 26 maart 2020 heeft Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) een advies opgesteld. De reclassering heeft geconcludeerd dat het recidiverisico laag/gemiddeld is en heeft eveneens VI met algemene voorwaarden geadviseerd.
2.6.
Op 27 maart 2020 heeft de zaaks-officier van justitie advies uitgebracht. De zaaks-officier van justitie heeft geadviseerd de bijzondere voorwaarden op te leggen die bij eerdere verlofregimes hebben gegolden en daaraan toe te voegen dat eiser niet mag deelnemen aan publieke activiteiten van enige (motor)club.
2.7.
Op 30 april 2020 heeft de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling (CVvi), die is belast met de taken van het openbaar ministerie (OM) op het gebied van de regeling voorwaardelijke invrijheidstelling, een VI-besluit ten aanzien van eiser genomen dat op 27 mei 2020 is ingegaan. In dat besluit zijn de volgende bijzondere voorwaarden gesteld:
- contactverbod met een slachtoffer;
- contactverbod met medeverdachten;
- contactverbod met alle leden van de Hells Angels, Hardliners of van enige andere zogenoemde Outlaw Motor Gang (OMG), nationaal of internationaal;
- locatieverbod in een straal van 2 kilometer rondom het adres [adres] , alwaar soms leden van de Hardliners samenkomen, inclusief elektronische controle door een enkelband;
- locatieverbod op een terrein of in een clubhuis van de Hells Angels, Hardliners of enige andere OMG, nationaal of internationaal;
- verbod tot het deelnemen aan bijeenkomsten van voornoemde motorclubs of bijeenkomsten waar voornamelijk leden van deze motorclubs bijeenkomen;
- verbod tot het deelnemen aan enige aan een van voornoemde motorclubs gerelateerde activiteit;
- verbod op het dragen of bij zich dragen van uiterlijke kenmerken van voornoemde motorclubs.
2.8.
Op 26 mei 2020 heeft de CVvi een gewijzigd VI-besluit genomen, waarin het locatieverbod rondom het adres [adres] is beperkt en de overige bijzondere voorwaarden van een motivering zijn voorzien. Dat besluit vermeldt:
Het besluit wijkt af van de op 26 maart 2020 verkregen adviezen van Reclassering Nederland (hierna: RN) en de PI. De CVv.i. heeft kennisgenomen van de door de RN geconstateerde positieve factoren in het leven van betrokkene, zoals stabiele huisvesting, een actieve houding ten aanzien van financiën en van dagbesteding en het vormen van een gezin. De CVv.i. deelt echter niet de conclusie uit deze adviezen, dat geen bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn ter bescherming van de samenleving en het in voldoende mate beteugelen van het risico op recidive.
Daarbij heeft de CVv.i. in de eerste plaats acht geslagen op het veroordelend vonnis van de Rechtbank Noord-Holland d.d. 18 juli 2018 (...) en hetgeen daar is overwogen over de aard en ernst van de strafbare feiten waarvoor betrokkene is veroordeeld en de bijzondere omstandigheden waaronder die zijn begaan.
(...)
In de tweede plaats betrekt de CVv.i. het OM-advies d.d. 27 maart 2020 bij haar afweging. Daarin wordt gesignaleerd dat betrokkene nog steeds een (grotendeels) ontkennende houding heeft ten aanzien van de feiten waarvoor hij is veroordeeld. (...) en dat hij daarmee aangeeft dat hij zijn gedrag bagatelliseert
Voorts wordt gewezen op zijn lidmaatschap van de zogenoemde Hardliners. Medeveroordeelde (...), eerdergenoemde voormalige president van het HA-chapter [plaats 2] (...), heeft na de veroordeling – tijdens detentie – deze nieuwe motorclub opgericht. Onder meer de naamgeving en het logo van de Hardliners vertonen opvallende verwantschap met die van de Hells Angels. Daarnaast hanteert deze groepering als motto: “power is taken not given”.
Mede gezien het feit dat deze (...) als voorzitter van de HA-chapter [plaats 2] welbewust een gewelddadige en intimiderende reputatie voor dat chapter heeft gecreëerd, meent de CVv.i. met het adviserend OM, dat er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat deze Hardliners vanuit eenzelfde oogmerk van intimidatie en gewelddadigheid (zullen) opereren. De CVv.i. heeft in dit verband eveneens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland, waarin wordt opgemerkt dat de reclassering het lidmaatschap van betrokkene van de Hardliners zorgelijk acht.
Het (recente) lidmaatschap van betrokkene van deze Hardliners vorm dan ook mede aanleiding voor de oplegging van bovenstaande bijzondere voorwaarden, die gericht zijn op het voorkomen van recidive en het op verantwoorde wijze laten resocialiseren van betrokkene in de samenleving. Bij deze doelstellingen past niet dat betrokkene reeds gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (opnieuw) in aanraking komt met (activiteiten, locaties en/of leden van) de motorclub Hells Angels, de Hardliners of andere Outlaw Motorcycle Gangs / 1% motorclubs.”

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert – zakelijk weergegeven – om de bijzondere voorwaarden die aan hem zijn opgelegd met onmiddellijke ingang te schorsen, met uitzondering van de contactverboden met een slachtoffer en met medeverdachten die in hoger beroep zijn.
3.2.
Daartoe voert eiser – samengevat – het volgende aan. De Staat handelt onrechtmatig jegens eiser. De bijzondere voorwaarden maken een forse en disproportionele inbreuk op de grondrechten van eiser, terwijl ze niet bij wet zijn voorzien. De restcategorie van bijzondere voorwaarden onder artikel 6:2:11 Wetboek van Strafvordering kan niet als wettelijk vangnet dienen voor de forse inbreuken op de grondrechten van eiser. Die bepaling is daarvoor te algemeen geformuleerd en dus onvoldoende concreet. Daarnaast bestaat er in het licht van het recidiverisico en de adviezen van de PI en de reclassering geen noodzaak tot het opleggen van bijzondere voorwaarden. De opgelegde bijzondere voorwaarden sluiten ook niet aan bij de resocialisatie (en daarbij behorende vrijheden) die is ingezet binnen het PP. Ze staan haaks op de vrijheden die eiser tijdens zijn PP heeft verworven, terwijl er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht die deze verandering kunnen rechtvaardigen. De Staat gebruikt zijn bevoegdheid tot het opleggen van bijzondere voorwaarden in deze zaak voor een ander doel dan waarvoor zij gecreëerd zijn. Niet het voorkomen van recidive bij eiser is het doel, maar de voorwaarden zijn onderdeel van de voortdurende strijd van de Staat tegen OMG’s.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Artikel 6:2:11 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat aan een VI bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld met betrekking tot het gedrag van de veroordeelde. Het artikel bevat een opsomming van mogelijke bijzondere voorwaarden, gevolgd door een zogenoemde restcategorie van “andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende”. De directeur van de PI en de reclasseringsinstelling brengen advies uit aan het OM over het stellen van bijzondere voorwaarden en het OM neemt vervolgens de beslissing daarover.
4.2.
Aan het OM komt een grote mate van beleidsvrijheid toe bij de beslissing over de oplegging van bijzondere voorwaarden. De civiele rechter – en temeer de rechter in kort geding – kan die beslissing daarom slechts met grote terughoudendheid toetsen. Alleen als geoordeeld moet worden dat het OM in redelijkheid niet tot de genomen beslissing heeft kunnen komen, is plaats voor rechterlijk ingrijpen.
4.3.
Eiser heeft betoogd dat niet alle aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden bij wet zijn voorzien, nu niet alle aan hem opgelegde voorwaarden als voorbeeld staan genoemd in artikel 6:2:11 Sv. Anders dan eiser is de voorzieningenrechter van oordeel dat de restcategorie van bijzondere voorwaarden in dat artikel een deugdelijke wettelijke basis biedt voor (andere) inbreuken op grondrechten van eiser, zoals de vrijheid van vereniging. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de VI-regeling onder ogen gezien dat bijzondere voorwaarden vergaand kunnen ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde (
Kamerstukken II2009/10, 32 319, nr. 3, p. 20-21). Niettemin heeft de wetgever die mogelijkheid niet beperkt tot de genoemde voorbeelden, maar het nodig geacht om door middel van opneming van een restcategorie tot uiting te brengen dat de lijst voorbeelden niet limitatief is. Nu daarbij komt dat de aan eiser opgelegde bijzondere voorwaarden nauw samenhangen met de context van de door eiser gepleegde strafbare feiten, wordt geoordeeld dat die passen binnen de restcategorie van artikel 6:2:11 Sv en voor eiser voldoende voorzienbaar waren.
4.4.
Eiser stelt op zichzelf terecht dat de PI en de reclassering niet hebben geadviseerd om bijzondere voorwaarden op te leggen en dat de door hem gedurende zijn PP stapsgewijs verworven vrijheden hem voor een deel weer worden ontnomen met de oplegging van de bijzondere voorwaarden. Deze omstandigheden maken echter niet dat moet worden geoordeeld dat het OM in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten de bijzondere voorwaarden op te leggen. Het OM heeft de vrijheid om op grond van een eigen afweging tot een andere conclusie te komen dan de PI en de reclassering en die conclusie hoeft ook niet aan te sluiten bij de vrijheden die een veroordeelde tijdens zijn detentie al heeft verworven. De Staat heeft onweersproken aangevoerd dat het recidiverisico door genoemde instanties wordt vastgesteld op basis van een cijfermatige berekening door een computer en om die reden niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid. Ook heeft de Staat in deze concrete zaak onderbouwd op grond van welke omstandigheden het recidiverisico van eiser vermoedelijk te laag is berekend. Zo heeft eiser geen inzicht willen geven in de nieuwe motorclub Hardliners.
4.5.
De Staat heeft gemotiveerd aangevoerd waarom er in zijn visie goede redenen bestaan om de bijzondere voorwaarden, zoals genoemd onder 2.7., aan eiser op te leggen. Deze bijzondere voorwaarden zijn erop gericht om te voorkomen dat eiser tijdens zijn VI (opnieuw) in aanraking komt met activiteiten, locaties en leden van dezelfde samenwerkingsverbanden als waarin hij voorheen strafbare feiten heeft gepleegd of van samenwerkingsverbanden die daarmee bijzonder veel overeenkomsten vertonen. Eiser is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten binnen de context van de motorclub Hells Angels en heeft zich gedurende zijn detentie aangesloten bij de motorclub Hardliners. Die motorclub is opgericht door een medeveroordeelde. Anders dan eiser veronderstelt, is niet aan de bijzondere voorwaarden ten grondslag gelegd dat eiser voortgezet crimineel handelt of dat strafbare feiten worden gepleegd door leden van de Hardliners. De Staat is van mening dat sprake is van criminogene factoren. Nu de Hardliners veel overeenkomsten vertonen met de Hells Angels voor wat betreft de aard van de club, uiterlijke kenmerken en leidinggevende personen, is die mening niet onbegrijpelijk. De oplegging van de bijzondere voorwaarden past dan ook binnen de hoofddoelstelling van de VI, namelijk het verminderen van recidive. Daarbij komt dat eiser zich gedurende zijn deelname aan het PP – in strijd met de toen voor hem geldende voorwaarde van het mijden van contacten met de pers – publiekelijk heeft gemanifesteerd met andere leden van de Hardliners, terwijl de reclassering zijn lidmaatschap van de Hardliners als “zorgelijk” betitelt. Eiser heeft nog aangevoerd dat hij met de oplegging van de bijzondere voorwaarden geen tweede kans krijgt, maar zijn VI is onderdeel van de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde straf. Tegen deze achtergrond kan niet worden geoordeeld dat het OM in redelijkheid niet tot oplegging van de bijzondere voorwaarden had kunnen komen.
4.6.
Een en ander leidt ertoe dat de vordering van eiser zal worden afgewezen. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.636,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 656,-- aan griffierecht;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2020.
hvd