Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 11 juni 2019 met vier producties;
- de aantekeningen van de mondeling genomen conclusie aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ;
- conclusie van antwoord van gedaagden in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met twee producties;
- de akte aan de zijde van eiser met één productie;
- de akte aan de zijde van gedaagden met één productie.
De feiten
3.Het geschil
in conventie– samengevat – betwist dat zij € 20.000,00 hebben geleend van [eiser] . Op 16 september 2016 is tussen [eiser] en gedaagden een leningsovereenkomst gesloten. Het geleende bedrag van € 10.000,00 is contant betaald en zou worden gebruikt voor een woningbouwproject in Suriname. Bij succes zou [eiser] het geleende bedrag terugkrijgen, vermeerderd met een fee van € 10.000,00. Omdat het project niet aan gedaagden is gegund, heeft [eiser] alleen recht op terugbetaling van € 10.000,00. Tot slot is ieder van de gedaagden eenderde van € 10.000,00 verschuldigd. In
reconventievorderen gedaagden de betaling van een bedrag van € 7.000,00. [eiser] is met gedaagden overeengekomen dat gedaagden een woning zouden bouwen op het perceel in Suriname dat in eigendom toebehoort aan [eiser] . Ter voorbereiding van de bouw hebben gedaagden bouwmaterialen gekocht bij fabrikant Pontarolo te Italië. De totale factuur bedroeg € 12.942,81. [eiser] heeft uiteindelijk de opdracht voor de bouw van de woning ingetrokken. Gedaagden hebben € 7.000,00 van [eiser] te vorderen.
4.De beoordeling in conventie
5.De beoordeling in reconventie
6.De beslissing
22 juli 2020 voor uitlating door [eiser]of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel;