ECLI:NL:RBDHA:2020:7039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
AWB 20/2454
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep wegens niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit, op 24 maart 2020 beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 30 augustus 2019. Op 7 april 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, alsnog op de aanvraag beslist. Eiser heeft het beroep op 15 april 2020 ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 3 juni 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het verzoek om kostenvergoeding kan worden gedaan bij intrekking van het beroep, mits het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de eiser. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder aan de aanvraag tegemoet is gekomen. Eiser heeft bij de intrekking van het beroepschrift verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toegewezen. De kosten, die betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zijn vastgesteld op € 262,50. Daarnaast dient het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- te worden vergoed door verweerder. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven en is bekendgemaakt op 23 juli 2020. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

van Turkse nationaliteit
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 24 maart 2020 bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf van 30 augustus 2019.
Op 7 april 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
Het beroep is bij brief van 15 april 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 12 mei april 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft 3 juni 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep niet tijdig beslissen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser bij het intrekken van het beroepschrift gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 262,50,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht).
7. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is bekendgemaakt op 23 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.