ECLI:NL:RBDHA:2020:7002
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet door Nederland behandeld zou moeten worden, vooral in het licht van de coronamaatregelen die van invloed zijn op de asielprocedure in Frankrijk.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden, met toestemming van beide partijen. In de overwegingen van de rechtbank werd gesteld dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen. Dit beginsel houdt in dat men ervan uit kan gaan dat andere lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat Frankrijk in zijn geval niet aan deze verplichtingen zou voldoen, ondanks de coronamaatregelen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die de overdracht aan Frankrijk onevenredig hard zouden maken. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is gedaan door rechter M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier R. Pronk. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.