ECLI:NL:RBDHA:2020:6998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening gebiedsverbod aan verzoeker wegens onvoldoende spoedeisend belang

Op 24 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen een gebiedsverbod dat door de burgemeester van Den Haag was opgelegd. Het gebiedsverbod, dat inging op 11 juli 2020 en liep tot 11 oktober 2020, was opgelegd omdat de verzoeker structureel ernstige overlast veroorzaakte in het centrum van Den Haag. De verzoeker, die dakloos is, stelde dat hij afhankelijk was van het gebied voor zijn bestaan, omdat hij daar straatkranten verkoopt en voedsel ontvangt van restauranthouders.

De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de verzoeker zijn situatie uiteenzette, de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een spoedeisend belang. De rechter merkte op dat de verzoeker niet onderbouwd had waarom hij niet kon wachten op de behandeling van het bezwaar tegen het primaire besluit. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij niet in andere delen van Den Haag kon verblijven en dat hij niet wilde gebruikmaken van de beschikbare opvangmogelijkheden. De rechter gaf aan dat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor zijn situatie en dat hij zich kon melden bij het daklozenloket voor passende opvang. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A. Badermann, en zal later openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4750
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juli 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde mr. G. van der Steen),
tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker een gebiedsverbod opgelegd van 11 juli 2020, 09.00 uur tot en met 11 oktober 2020, 09.00 uur.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2 Verweerder heeft aan verzoeker het gebiedsverbod opgelegd omdat verzoeker structureel ernstige overlast veroorzaakt in het centrum van Den Haag. Het gebiedsverbod is opgelegd voor het gebied dat wordt begrensd door de volgende straten: Buitenom – Zuidwal - Dunne Bierkade – Bierkade – Spui – Uilebomen – Zwarteweg – Prinsessegracht – Koninginnegracht – Docter Kuyperstraat – Mauritskade – Scheveningseveer – Hogewal – Prinsessewal – Noordwal – Noord-West Buitensingel – Westeinde – Lange Lombardstraat – Prinsegracht.
Verweerder heeft op basis van recente informatie van de politie het primaire besluit genomen.
3 Verzoeker heeft desgevraagd ten aanzien van het spoedeisend belang aangevoerd dat hij dakloos is maar standaard in het centrum van Den Haag verblijft, het gebied waarvan hem bij het primaire besluit de toegang is ontzegd. Hij is van dit gebied afhankelijk om in zijn bestaan te kunnen voorzien. Zo haalt verzoeker er de straatkrant op en verkoopt hij deze in het gebied. Dat is zijn voornaamste bron van inkomsten. Daarnaast krijgt hij in het gebied van verschillende restauranthouders zo nu en dan te eten.
Verzoeker kan niet terecht bij de daklozenopvang omdat – vanwege zijn gehoest – gevreesd wordt dat hij corona heeft. De opvang is daarnaast ook beperkt in verband met bestrijding van corona. In andere delen van Den Haag loopt verzoeker het risico dat andere daklozen en dronken mensen ruzie met hem maken.
Verzoeker is op 17 juli 2020 veroordeeld voor tot een gevangenisstraf van twee weken wegens niet naleven van het gebiedsverbod. De strafrechter gaf daarbij aan dat het goed was dat verzoeker tegen het primaire besluit op zou komen.
4 Bij brief van 21 juli 2020 heeft verweerder in reactie op het gestelde spoedeisend belang aangegeven dat hij van mening is dat dit onvoldoende is onderbouwd.
5 De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van een spoedeisende situatie die het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt.
Uit informatie van verweerder, verstrekt bij de brief van 21 juli 2020, blijkt dat verzoeker een daklozenuitkering heeft en gebruik kan maken van diverse andere voorzieningen voor eten en onderdak. De stelling van verzoeker dat hij van het gebied afhankelijk is om in zijn bestaan te kunnen voorzien is dan ook onjuist. Voorts valt niet zonder meer in te zien dat het centrum de enige plek is waar verzoeker daklozenkranten zou kunnen ophalen en verkopen.
Verder blijkt uit informatie van verweerder dat verzoeker geen gebruik wil maken van de nachtopvang en dat hij niet langer welkom is bij het Leger des Heils en Reakt vanwege zijn gedrag. Het ligt dus in verzoekers eigen macht om weer toegang tot deze hulp te krijgen.
Verzoeker kan zich melden bij het daklozenloket waarna gezocht zal worden naar passende opvang. Verweerder heeft voorts aangegeven dat in verband met het coronavirus extra maatregelen getroffen worden in de opvanglocaties en dat er twee extra opvanglocaties geopend zijn voor mensen met eventuele klachten.
De voorzieningenrechter is tot slot met verweerder van oordeel dat de enkele stelling dat verzoeker zich niet veilig voelt in andere wijken van de stad, onvoldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen. Datzelfde gaat op voor de gestelde omstandigheid dat de strafrechter het een goed idee vindt dat verzoeker opkomt tegen het gebiedsverbod.
Verzoeker heeft hiermee gelet op het vorenstaande niet onderbouwd waarom de behandeling van het bezwaar niet afgewacht kan worden.
6 Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het verzoek niet spoedeisend. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond, zodat de voorzieningenrechter, gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Awb, uitspraak kan doen zonder zitting.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier, op 24 juli 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze beslissing niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.