ECLI:NL:RBDHA:2020:6997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
C/09/592175 / FA RK 20-2667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een man, geboren in 1976, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en langdurige middelenafhankelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, en dat de betrokkene geen ziekte-inzicht en motivatie heeft om aan de behandeling mee te werken. Hierdoor is verplichte zorg noodzakelijk geacht.

De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene en zijn advocaat hun standpunten naar voren brachten. De betrokkene was het niet eens met de verzochte zorgmachtiging en stelde dat hij goed voor zichzelf kan zorgen. De advocaat voerde verweer en vroeg om afwijzing van het verzoek, met als argument dat er geen aanwijzingen zijn dat opname binnen zes maanden noodzakelijk zal zijn. De psychiater benadrukte echter het risico op terugval en het gebrek aan motivatie van de betrokkene om mee te werken aan zijn behandeling.

De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in het verzoek, ondanks de overschrijding van de beslistermijn door de coronamaatregelen. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot opname in een accommodatie indien de betrokkene niet meewerkt aan de verplichte zorg. De beschikking is vastgesteld op 24 juli 2020 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/592175 / FA RK 20-2667
Datum beschikking: 16 juli 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.A. van Harmelen te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 9 april 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 14 april 2020 met bijlagen;
- een zorgplan van 10 april 2020 met bijlagen;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 27 april 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [psychiater 2] ;
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft aangegeven dat hij het niet eens is met de verzochte zorgmachtiging. Hij heeft geen schizofrenie en is het zat dat iemand anders zijn leven beheerst. Betrokkene kan goed voor zichzelf zorgen en heeft familie die hem bij kan staan. Sinds hij begeleid woont is hij stabiel en is hij niet meer opgenomen geweest. De advocaat heeft namens betrokkene verweer gevoerd. Zij verzoekt primair om het verzoek af te wijzen, en subsidiair om de verplichte zorg van het opnemen in een accommodatie af te wijzen. Daaraan ligt ten grondslag dat het in dat geval de facto om een voorwaardelijke machtiging gaat. Er zijn geen aanwijzingen dat het de komende zes maanden concreet tot een opname zal komen. Indien de mogelijkheid tot opname toegewezen wordt, vindt er geen rechterlijke toetsing meer plaats wanneer betrokkene daadwerkelijk wordt opgenomen. Dat betekent een verarming van de rechtsbescherming.
De psychiater heeft het volgende aangegeven. Betrokkene laat een wisselend beeld zien, hetgeen mogelijk samenhangt met het middelengebruik. Periodes waarin het goed gaat met betrokkene worden afgewisseld door periodes waarbij er veel onrust is en hij snel boos wordt. De afgelopen twee weken was de betrokkene ook weer snel boos op de begeleiding en de groepsbewoners en dan dreigt een schorsing uit zijn woonvoorziening. Het risico op terugval is dus steeds aanwezig, omdat betrokkene geen enkel ziektebesef heeft. Indien er geen mogelijkheid tot opname is, ontbreekt het betrokkene aan voldoende motivatie om mee te werken aan zijn behandeling. Hierdoor kan juist vanwege de dreiging van een opname, een opname worden voorkomen. Zonder opnamemogelijkheid moet een crisissituatie worden afgewacht en dan zijn we weer terug bij af. Gelet op het ziektebeeld en de stabiliteit van betrokkene is de mogelijkheid tot opname noodzakelijk.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en langdurige middelenafhankelijkheid.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht en geen motivatie om aan de behandeling mee te werken.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.
- beperken van de bewegingsvrijheid, alleen bij opname;
- insluiten, alleen bij opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene, alleen bij opname;
- opnemen in een accommodatie, alleen bij ontregeling.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Het ontbreekt de betrokkene aan intrinsieke motivatie om mee te werken aan een ambulante behandeling en zijn toestandsbeeld is erg wisselend en instabiel. Hierdoor blijft het risico op een terugval groot en is de mogelijkheid van opname noodzakelijk, niet alleen als stok achter de deur om de betrokkene aan de ambulante behandeling mee te laten werken, maar ook, gelet op de agressie die de betrokkene laat zien bij ontregeling, om snel te kunnen ingrijpen bij een terugval.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie, alleen als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en/of psychotische ontregeling dreigt;
- beperken van de bewegingsvrijheid, alleen bij opname;
- insluiten, alleen bij opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene, alleen bij opname.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 20 november 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Peters, rechter, bijgestaan door mr. M. Nijhuis als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.