ECLI:NL:RBDHA:2020:6993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
C/09/594865 / JE RK 20-1466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 10 juli 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2006, die gediagnosticeerd is met een reactieve hechtingsstoornis en chronische PTTS. De kinderrechter heeft een verzoek behandeld van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer, dat vroeg om een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van één jaar. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag heeft, heeft ingestemd met het verzoek. De minderjarige verblijft momenteel bij haar moeder en stiefvader, maar er zijn ernstige zorgen over haar ontwikkeling, die wordt belemmerd door een traumatisch verleden en gebrek aan structuur en begeleiding.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de minderjarige in een onvoorspelbare omgeving kan escaleren en dat er sprake is van een ontwikkelingsachterstand op sociaal-emotioneel niveau. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de plaatsing in een gesloten setting noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de benodigde jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de periode van 10 juli 2020 tot 10 juli 2021, met de overweging dat de behandeling van de minderjarige niet eerder kan worden afgerond. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 juli 2020.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/594865 / JE RK 20-1466
Datum uitspraak: 10 juli 2020

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 22 juni 2020 ingekomen verzoek van:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer
(hierna te noemen: het college),
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. C.H.M. Remmelink te Zoetermeer.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek, met bijlagen, waaronder de beschikking tot verstrekking jeugdhulp van
18 juni 2020;
- de instemmingsverklaring van 6 juli 2020 van [GZ-psycholoog] en
orthopedagoog generalist, als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de
jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht;
- het Formulier Expertiseteam Complexe Zorg, ongedateerd.
Op 10 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Daarbij zijn verschenen:
- de [vertegenwoordiger van de gemeente] namens het college;
- de moeder;
- [de man] , stiefvader, als informant;
- [minderjarige] en haar advocaat.

Feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
[minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.
Verzoek
Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van één jaar.
Uit het verzoek en het verhandelde ter zitting is het navolgende gebleken.
[minderjarige] is gediagnosticeerd met een reactieve hechtingsstoornis en chronische PTTS.
Op cognitief vlak functioneert zij in het algemeen beneden gemiddeld niveau.
[minderjarige] wordt in haar ontwikkeling beperkt door een traumatisch verleden met veel wisseling van verblijf waardoor hechtingsproblemen zijn ontstaan. In een drukke en onvoorspelbare omgeving kan het gedrag van [minderjarige] escaleren met woede-uitbarstingen, die ook gepaard gaan met fysieke agressie. Er is sprake van een ontwikkelingsachterstand op sociaal-emotioneel niveau. [minderjarige] is erg gericht op jongens en heeft in de periode van februari 2018 tot november 2019 op Pluryn grensoverschrijdend gedrag laten zien in contact met jongens die ouder zijn qua leeftijd. Zij is toen drie keer weggelopen en er is door de politie onderzoek gedaan naar vermeend seksueel misbruik. Vanwege haar kwetsbaarheid kan zij zichzelf in gevaar brengen.
[minderjarige] woont nu bij de moeder en de stiefvader, die voor een strikte, veilige en begrensde omgeving zorgen, maar ze staat stil in haar ontwikkeling omdat ze geen dagbesteding, onderwijs, behandeling en sociale contacten heeft. Ze is gebaat bij een kleinschalige milieuvoorziening met veel structuur en toezicht. Geadviseerd wordt dit vanuit gesloten jeugdhulp, vanuit [instelling] op te starten.
Ter zitting is van de zijde van het college benadrukt dat de periode van één jaar nodig is, omdat [minderjarige] een band moet opbouwen met de medewerkers van [instelling] en het ook fouten moeten kunnen maken zonder dat daar meteen gevolgen aan verbonden zijn. Ze moet voor faalervaringen worden behoed, en dat ligt op de loer als de plaatsing te vroeg wordt gestopt.
De moeder heeft hebben ingestemd met het verzochte. Zij heeft ter zitting meegedeeld dat [minderjarige] een omgeving nodig heeft waar ze minder prikkels heeft, maar ook wordt uitgedaagd in haar ontwikkeling en waar ook ruimte is om fouten te maken. Hoewel de moeder uitging van een periode van zes maanden, ziet zij in dat het een intensieve behandeling betreft, die ook wel langer kan duren.
[minderjarige] heeft zich niet verzet tegen plaatsing bij [instelling] , maar bij monde van haar advocaat verzocht de termijn van de plaatsing te bekorten tot zes maanden, met aanhouding van het verzoek voor het overige. De advocaat heeft aangegeven dat [minderjarige] nog jong is en de mogelijkheid voor andere stappen dan plaatsing in een gesloten setting niet uit het oog verloren moet worden.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de instemming heeft van de gezaghebbende ouder.
Daarmee is voldaan aan alle vereisten in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat [minderjarige] op dit moment stil staat in haar ontwikkeling omdat ze geen dagbesteding, onderwijs, behandeling en sociale contacten heeft en het belangrijk is dat hieraan wel wordt gewerkt. Daardoor zullen wel de prikkels weer toenemen. Gelet op [minderjarige] gevoeligheid voor prikkels en de hulpverleningsgeschiedenis, is plaatsing in een gesloten setting noodzakelijk.
De kinderrechter deelt mee dat zij de machtiging tot uithuisplaatsing voor de verzochte periode zal verlenen, omdat het, ook gelet op de voorgeschiedenis, niet in de verwachting ligt dat de behandeling van [minderjarige] eerder zal zijn afgerond. Het zal, en mag, met kleine stapjes gaan. Het is de bedoeling dat [minderjarige] zich kan blijven focussen op wat er goed gaat.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 10 juli 2020 tot 10 juli 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2020
door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in tegenwoordigheid van B.M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.