ECLI:NL:RBDHA:2020:6992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
C/09/588553 / JE RK 20-387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek vervanging gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ambtshalve verlengd op 27 maart 2020 vanwege de coronamaatregelen. De vader van de minderjarigen had verzocht om vervanging van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De kinderrechter heeft de verzoeken behandeld tijdens een zitting met gesloten deuren, waarbij de minderjarigen ook zijn gehoord.

De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en dat verlenging noodzakelijk is. De kinderrechter benadrukte het belang van contactherstel tussen de vader en de minderjarigen, maar ook dat dit in het tempo van de kinderen moet gebeuren. De vader en de moeder konden onderling geen afspraken maken, wat de noodzaak voor een onafhankelijke derde onderstreept.

Wat betreft het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling, oordeelde de kinderrechter dat de huidige jeugdbeschermer steun biedt aan de minderjarigen en dat het in hun belang is om de huidige situatie te handhaven. De kinderrechter wees het verzoek van de vader tot vervanging af, omdat er onvoldoende bewijs was dat de gecertificeerde instelling niet in het belang van de kinderen zou handelen. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen tot 11 april 2021 en de afwijzing van het vervangingsverzoek te bevestigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/588553 / JE RK 20-387 en C/595501 / JE RK 20-1565
Datum uitspraak: 10 juli 2020

Beschikking van de kinderrechter

1. Verlenging ondertoezichtstelling

2. Afwijzing vervanging gecertificeerde instelling

in de zaak naar aanleiding van de op 17 februari 2020 ingekomen verzoekschriften (verzoek 1. ) van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;.
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
en het op 16 maart 2020 ingekomen verzoek van de vader (2.) tot vervanging
van de gecertificeerde instelling door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] .
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 27 maart 2020 van de kinderrechter in deze rechtbank ambtshalve de ondertoezichtstelling voor de periode van drie maanden verlengd gelet op de landelijke afspraken in verband met de maatregelen tegen het coronavirus(COVID-19) en zijn
de verzoeken voor het overige aangehouden tot een zitting, gelegen voor 11 juli 2020.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking van 27 maart 2020, waarvan de inhoud als hier overgenomen
dient te worden beschouwd;
- verzoek 1., met bijlagen;
- het verzoek van de vader (2.).
Op 10 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op 10 juli 2020 in raadkamer gehoord.

Verzoeken en verweer

Verzoek 1. strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. Uit het verzoek en het verhandelde ter zitting is het navolgende gebleken.
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn niet behaald en verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk.
Er is nog geen contact tussen [minderjarige 1] en zijn vader, omdat [minderjarige 1] geen contact met zijn vader wil. [minderjarige 1] heeft eerst verdere hulpverlening via Impegno of een andere instelling nodig alvorens aan contactherstel met de vader kan worden gewerkt. Er wordt gekeken wat [minderjarige 1] zelf wil en waar hij aan toe is. Sinds dit schooljaar volgt [minderjarige 1] op [school] speciaal onderwijs.
Er is ook nog geen omgang tussen [minderjarige 2] en de vader, omdat de hulpverlening via Impegno nog niet is afgerond en [minderjarige 2] haar trauma’s nog niet helemaal heeft verwerkt.
De jeugdbeschermer heeft elke maand een gesprek met [minderjarige 2] en als het de jeugdbeschermer zou lukken om met de vader in contact te komen, dan kan de omgang met [minderjarige 2] worden besproken en hervat worden naar de behoefte en het tempo van [minderjarige 2] .
De vader houdt het contact echter af.
Van belang is voorts dat de vader en de moeder constructief overleggen in het belang van de kinderen en dat er geen strijd meer is over vakanties en feestdagen. Het is nog niet gelukt om dit te realiseren. De vader en de moeder communiceren alleen per mail en de vader komt niet naar de overleggen omdat hij niet naar het kantoor van de gecertificeerde instelling in Gouda wil komen. De vader is al diverse malen uitgenodigd om in gesprek te gaan.
Verzoek 2. strekt tot vervanging van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, nu het Leger des Heils volgens de vader, anders dan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, wel de overtuiging heeft dat een gezin, ook een gebroken gezin, een belangrijke rol speelt bij het vormen van een stabiel en gelukkig leven en dat alle leden van het gezin daarbij betrokken horen te zijn. Bovendien erkennen zij dat ouderverstoting of oudervervreemding hierin een serieuze bedreiging vormt. De huidige jeugdbeschermer erkent dit, gesteund door de gecertificeerde instelling, volgens de vader niet, waardoor de moeder haar gang heeft kunnen gaan en daardoor de kinderen geen omgang meer met hem wensen, terwijl daar geen evidente reden toe is. Volgens de vader zou er bij een andere benadering andere en (voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ) betere besluiten worden genomen.
De vader heeft in verzoek 2. tevens aangegeven dat volgens hem een verlenging van de ondertoezichtstelling wel nodig is omdat de moeder de eerder gemaakte afspraken (covenant) niet nakomt en wel op zo’n wijze dat dit tot blijvende schade kan leiden, maar dat deze dus niet door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland moet worden uitgevoerd.
Ter zitting is van de zijde van de gecertificeerde instelling aangegeven dat zij niets zien in vervanging van de gecertificeerde instelling. De jeugdzorgwerker herkent zichzelf niet in de verwijten die de vader haar maakt. Zij vindt contact tussen de minderjarigen en hun vader juist belangrijk, maar de vader wil niet met haar in gesprek. Daarnaast is er een goede band tussen de jeugdzorgwerker en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het zou niet in hun belang zijn als ze weer aan iemand anders zouden moeten wennen.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat een gesprek met de jeugdbeschermer wat hem betreft geen gesprek is, omdat dit een monoloog is. Er wordt niet naar hem geluisterd.
De vader heeft voorts aangegeven wel contact met zijn kinderen te willen, maar dat het door het handelen van de gecertificeerde instelling zo is dat zijn kinderen zijn afgepakt en dat hij ze nu niet kan zien, zonder dat er eerst opbouw van het contact nodig is. Er is helemaal geen reden waarom ze hem niet zouden kunnen zien, maar hij heeft er geen vertrouwen in dat het contact zal worden hersteld.
De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen verlenging van de ondertoezichtstelling en wel tegen vervanging van de gecertificeerde instelling. De moeder heeft meegedeeld dat de huidige jeugdbeschermer naar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] luistert, kijkt wat ze nodig hebben en daar ook naar handelt. De moeder heeft voorts aangegeven dat de vader niet met haar communiceert, maar dat zij altijd heeft geprobeerde de kinderen te motiveren om contact met de vader te zoeken. [minderjarige 1] wil nu geen contact met zijn vader. [minderjarige 2] wil graag contact met haar vader, maar dit zal door tussenkomst van de jeugdbeschermer geregeld moeten worden omdat de vader niet reageert op uitnodigingen die zij hem stuurt.

Beoordeling

Verzoek 1.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat het belangrijk is dat het contact tussen de vader en de minderjarigen wordt hersteld, maar ook dat dat in het tempo van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gebeurt. Nu de vader en de moeder daar onderling geen afspraken over kunnen maken en de vader sneller en meer omgang wil dan de kinderen, is er een onafhankelijke derde nodig is die het belang van de kinderen hierin kan behartigen. Verlenging van de ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk.
Verzoek 2.
Een gecertificeerde instelling kan worden vervangen als het belang van de kinderen dat eist.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren steun van de huidige jeugdbeschermer en voelen zich gehoord.
Het zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die op de eerste plaats staan en het is niet in hun belang om de gecertificeerde instelling te vervangen. De kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de gecertificeerde instelling mee zou werken een ouderverstoting zoals door de vader gesteld. Het is de vader die zelf niet in gesprek wil gaan met de gecertificeerde instelling en voorwaarden en eisen stelt aan de samenwerking. Gelet op deze houding is het maar de vraag of er tussen de vader en een andere gecertificeerde instelling wel samenwerking mogelijk zal zijn.
Het verzoek van de vader tot vervanging van de gecertificeerde instelling wordt dan ook afgewezen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 11 juli 2020 tot 11 april 2021 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
wijst af het verzoek van de vader tot vervanging van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2020 door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in tegenwoordigheid van B.M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking voorzover het de verlenging van de ondertoezichtstelling betreft kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen de beslissing tot afwijzing van de vervanging van de gecertificeerde instelling geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.