ECLI:NL:RBDHA:2020:6986

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
C/09/596123 / FA RK 20-4569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 20 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1938. Het verzoek tot deze machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 16 juli 2020, naar aanleiding van een situatie waarin de cliënt, die lijdt aan frontotemporale lobaire degeneratie, fysiek geweld had gebruikt tegen zijn vrouw en dochter. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 juli 2020, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder een arts-assistent en een verpleegkundige, telefonisch werden gehoord vanwege de coronamaatregelen.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de cliënt zich verzette tegen de diagnose en de inbewaringstelling. De advocaat van de cliënt betwistte de noodzaak van de machtiging, aangezien er geen onderbouwende medische stukken waren over het ziektebeeld van de cliënt. De arts-assistent verklaarde echter dat de diagnose was gesteld en dat er ernstig nadeel dreigde voor de omgeving van de cliënt. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat de voortzetting van de inbewaringstelling rechtvaardigde.

De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 31 augustus 2020. De beslissing werd genomen op basis van de ernst van de situatie en het gebrek aan minder ingrijpende alternatieven. De schriftelijke uitwerking van de beschikking werd vastgesteld op 23 juli 2020, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/596123 / FA RK 20-4569
Datum beschikking: 20 juli 2020

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 16 juli 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1938 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. B. Roodveldt te Zaandam.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Haarlem van 15 juli 2020;
- de op 15 juli 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de [arts-assistent] en [verpleegkundige] , in aanwezigheid van cliënt;
- de advocaat.

Standpunten ter zitting

De arts-assistent verklaart dat bij cliënt begin 2020 de diagnose frontotemporale lobaire degeneratie is gesteld. Cliënt is nu in het verpleeghuis opgenomen nadat de situatie in de thuissituatie is geëscaleerd. Er is sprake van ernstig nadeel voor met name de omgeving van cliënt, zijn vrouw en jongste dochter, tegen wie hij ook fysiek geweld heeft gebruikt. De aangevraagde machtiging is bedoeld om in de komende 6 weken te bekijken hoe de zorg voor cliënt het beste kan worden ingezet.
Cliënt verklaart dat het uitstekend met hem gaat, maar dat hij niet begrijpt waarom niet over de aanleiding van het conflict (met zijn vrouw) wordt gesproken. Cliënt geeft aan dat zijn vrouw bij hem de diagnose dementie heeft gesteld omdat zij van hem wil scheiden en dat hij, en naar zijn weten ook zijn huisarts, nooit rapporten of verslagen hebben ontvangen van de door de geriater in het Spaarne Gasthuis gestelde diagnose.
De arts-assistent verklaart desgevraagd dat de gestelde diagnose zich bij cliënt met name uit in het gedrag, niet in het geheugen. Er is sprake van mild cognitieve impairment, dat kan een voorfase van dementie zijn.
De advocaat stelt zich op het standpunt dat, zonder onderbouwende papieren van het ziektebeeld van cliënt, op dit moment niet kan worden vastgesteld dat er uberhaupt sprake is van een aandoening dan wel stoornis. De advocaat heeft cliënt afgelopen donderdag uitvoerig gesproken en vroeg zich nadien af wat nu precies het ziektebeeld was. De advocaat verzoekt het verzoek af te wijzen dan wel aan te houden voor een second opinion.
De verpleegkundige geeft desgevraagd aan dat cliënt geen agressie heeft vertoond sinds zijn verblijf in [verblijfplaats] en dat ook geen disfunctioneren is geconstateerd.
Desgevraagd, nu ook de rechtbank de in de medische verklaring aangeduide symptomen niet direct herkende in het gesprek met cliënt en ook niet direct kon rijmen met hetgeen door de verpleegkundige was verklaard, is door de arts-assistent ter zake van de diagnose verklaard dat hij daaromtrent geen twijfel heeft, dat hij stukken heeft ontvangen waaruit blijkt dat er door de geriater in het Spaarne Gasthuis de diagnose frontotemporale lobaire degeneratie is gesteld en tevens dat dit met cliënt is besproken.
Ter zitting is besproken dat de behandeling afgezien van het punt van de diagnose wordt voortgezet en vervolgens, met een schorsing van de behandeling, de stukken met betrekking tot de diagnose aan zowel advocaat van betrokkene als de rechtbank middels
e-mail ter beschikking worden gesteld, waarna de rechtbank, na een schriftelijke reactie zijdens de advocaat, uitspraak doet, zonder nadere mondelinge voortzetting van de behandeling.
De advocaat heeft per mail het standpunt ingenomen dat gelet op de inhoud van de medische stukken geconcludeerd wordt dat er inderdaad sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld, zij het dat de vraag is of het nadeel wat hieruit voortvloeit zodanig is dat dit een voortzetting van de ibs rechtvaardigt of dat inderdaad sprake is van een conflict en dat op deze manier getracht wordt het huwelijk te ontbinden. Een zorgmachtiging beperkt meneer zeer ingrijpend in zijn vrijheid. Aldus wordt verzocht de ibs af te wijzen.

Beoordeling

Op 15 juli 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Haarlem ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van (een combinatie van) zijn psychogeriatrische aandoening, te weten frontotemporale lobaire degeneratie, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
Uit de aanvullende stukken, blijkt, dat uitvoerig journaalinformatie bestaat over cliënt, dat er gesprekken met hem (en zijn echtgenote) zijn gevoerd en dat ook al sprake lijkt van een begin van een behandeling. De enkele betwisting van de voorlopige diagnose door cliënt acht de rechtbank onvoldoende om op dit punt tot een ander oordeel te komen.
Tevens blijkt uit de aanvullende stukken dat reeds over de problematiek en de gevolgen van de stoornis, ook met cliënt, is gesproken.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestaat uit:
ernstig lichamelijk letsel
ernstige psychische schade
ernstige materiële schade
ernstige immateriële schade
ernstige financiële schade
ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang
de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Cliënt verzet zich weliswaar niet fysiek tegen een langer verblijf, maar hij heeft aangegeven het niet eens te zijn met de door de geriater gestelde diagnose, wat maakt dat hij vindt dat hij daarvoor geen verzorging nodig heeft. De echtgenote van cliënt is zijn mantelzorger en is overbelast geraakt. De thuissituatie is zodanig geëscaleerd en heeft geleid tot fysieke agressie jegens zijn echtgenote en dochter.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1938 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 31 augustus 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr.drs. C.G. Meeder, rechter, bijgestaan door
K.A.M. Boeije als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juli 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.