In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. die arbeidsmigranten huisvest, en het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin € 180.000,- aan dwangsommen werd ingevorderd. Deze dwangsommen waren opgelegd omdat eiseres niet had voldaan aan een eerdere last om het huisvesten van arbeidsmigranten in recreatieverblijven te staken. Eiseres betoogde dat de invordering onterecht was, onder andere omdat zij had voldaan aan de last en dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde door alleen bij haar dwangsommen te invorderen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de invordering onterecht maakten. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de verbeurde dwangsommen in te vorderen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zou later gepubliceerd worden.