De arts heeft naar voren gebracht dat de ambulante behandelaren van betrokkene hebben gemeld dat het toestandsbeeld van betrokkene verslechterde. Er ontstond een manisch psychotisch toestandsbeeld, zoals een jaar eerder ook het geval was. Betrokkene kon toen na een opname van circa 2 weken het ziekenhuis verlaten. Er waren nu onder meer grote zorgen over de financiële situatie van betrokkene. Er waren vermoedens en aanwijzingen dat een vrouw, die betrokkene nog maar zeer kort kende (3 weken) misbruik maakte van zijn verslechterde psychische situatie. Betrokkene is met haar naar eigen zeggen verloofd en maakte grote sommen geld naar haar over, deels ook in contant geld, deels in goederen. Het vermoeden bestaat dat door zijn manisch toestandsbeeld betrokkene daartoe is overgegaan. Er was ook een overmatig contact met die vrouw na opname in het ziekenhuis, waarbij zij hem tijdens het bezoek continue om geld vroeg. Nadat verpleegkundigen in de buurt bleven tijdens haar bezoek, is zij niet meer op bezoek geweest.
Vanwege veelvuldig telefonisch contact met deze vrouw, maar ook met collega’s op zijn werk heeft betrokkene zijn telefoon moeten inleveren. Hierop heeft betrokkene aangegeven niet meer te willen blijven. Er kwamen signalen dat betrokkene zijn werk zou kunnen verliezen, indien hij in zijn manische fase contact met zijn collega’s zou blijven zoeken. Familieleden hebben dit soort signalen ook opgevangen. Vanwege het moeten inleveren van zijn telefoon wilde betrokkene niet langer meer opgenomen zijn, terwijl de behandelaren dit noodzakelijk vonden en nog steeds vinden voor een goed instellen op medicatie en bestrijden van het manische beeld,
Om betrokkene tegen zichzelf te beschermen en onmiddellijk dreigend ernstig nadeel af te wenden is een voortzetting van de crisismaatregel nodig. Hij kan zijn werk kwijtraken en financieel aan de grond raken. De behandelrelatie is momenteel wel goed, maar er zijn meerdere verschillen van inzicht tussen betrokkene en de behandelaren, zoals het gebruik van de telefoon en de omgang met zijn verloofde.
Maar ook ten aanzien van de voorgeschreven medicatie is er nog geen overeenstemming bereikt. Betrokkene is bekend met fors alcoholgebruik. Bij de opname is ter voorkoming van sterke ontwenningsverschijnselen Lorazepam voorgeschreven. Nog steeds is een dergelijke medicatie noodzakelijk ter voorkoming van onrust. Betrokkene is soms wel, soms niet bereid deze medicatie in te nemen. De arts heeft hem de keuze uit verschillende middelen gegeven, maar de ambivalentie blijft.
Betrokkene heeft vrijheden en mag dagelijks onder begeleiding van zijn gewezen echtgenote of een verpleegkundige de afdeling verlaten. Betrokkene geeft aan dat wandelen buiten hem rust biedt. De ex-vrouw van betrokkene bezoekt hem dagelijks en is nog steeds nauw bij hem betrokken, evenals hun kinderen.
Er is bij betrokkene al wel herstel zichtbaar, maar een voortzetting van de crisismaatregel is , naast de eerdergenoemde verschillen van inzicht, ook nodig om betrokkene na ontslag ambulant verder te kunnen behandelen. De ontregeling is gekomen, doordat betrokkene zijn medicatie Lithium niet volgens voorschrift innam. Hoe lang de duur van de opname zal zijn, is voor de behandelaars nog lastig in te schatten. Vorig jaar was een opname van 2 weken afdoende, maar deze keer duurt het herstel langer. Tot aan het weekend was betrokkene rotsvast in zijn vertrouwen in de oprechtheid van zijn verloofde. Betrokkene is nog ambivalent in het medicijngebruik. Door het fors alcoholgebruik door betrokkene dient ook daarmee rekening gehouden te worden met de medicijnkeuze. De bloedspiegel is geprikt, vermoedelijk zou de spiegel inmiddels goed kunnen zijn. Dat is nog niet zeker. Een voortzetting van CM voor een kortere duur dan 3 weken is niet wenselijk, dan zou meteen al de voorbereiding van de ZM gestart moeten worden. De hoop is dat met een voortzetting voor 3 weken het aanvragen van een ZM niet nodig zal zijn, omdat dan de – eerder goede- (ambulante) behandelrelatie volledig hersteld is.