ECLI:NL:RBDHA:2020:6870
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging voorlopige voorziening in het kader van teruggeleiding van een minderjarige naar Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 een beschikking gegeven in een verzoek tot wijziging van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [A], de verzoekster, die in Nederland woont, en betreft de zorgregeling voor het minderjarige kind [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de omstandigheden rondom de teruggeleiding van het kind naar Nederland, zoals opgelegd door de Noord-Ierse rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van partijen en het kind in Nederland is, waardoor zij rechtsmacht heeft om van het verzoek kennis te nemen.
De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen bepaald dat [A] gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, terwijl [B], de verweerster, ook recht heeft op gebruik van de woning. De rechtbank heeft de verzoeken van [A] om wijziging van de beschikking en om een gerechtelijke verklaring voor een laissez-passer voor het kind afgewezen, omdat de rechtbank niet bevoegd is om een laissez-passer af te geven. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de 'soft return' van het kind naar Nederland, maar dat er nog geen overeenstemming is over de voorlopige zorgregeling.
De rechtbank heeft de beslissing over de toevertrouwing van het kind en de zorgregeling aangehouden tot een nader te bepalen zitting, waarbij partijen hun verhinderdata dienen op te geven. De beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.