ECLI:NL:RBDHA:2020:684
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voortzetting inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 7 januari 2020. De cliënt, geboren in 1935, verbleef op dat moment in een zorgaccommodatie en had eerder op vrijwillige basis daar verbleven. De burgemeester van de gemeente Teylingen had op 6 januari 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, maar de rechtbank kon de cliënt niet ter zitting horen omdat hij een uur voor de zitting was overgeplaatst naar een andere accommodatie.
De advocaat van de cliënt heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische verklaring, die noodzakelijk was voor de inbewaringstelling, was opgesteld door een arts die verbonden was aan de zorgaanbieder waar de cliënt verbleef. Dit is in strijd met de wettelijke vereisten van artikel 30, tweede lid, van de Wet zorg en dwang, die bepaalt dat de verklaring niet kan worden verstrekt door een arts die verbonden is aan de zorgaanbieder waar de cliënt verblijft.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet voldaan is aan de wettelijke eisen voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter B. Martinez-Hammer, bijgestaan door griffier K.S. Versteegen, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 januari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.