Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de staatssecretaris van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser is luitenant-kolonel en per 1 september 2018 overgeplaatst. Eiser stelt dat hij tot die datum aanspraak had op 23 roostervrije uren. Anders dan verweerder betoogt eiser dat die uren niet zijn vervallen, maar onbeperkt geldig zijn. Eiser doet een beroep op een intern memo dat binnen de gehele Defensieorganisatie is verzonden naar aanleiding van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2017-2018. Daaruit volgt dat roostervrije uren onbeperkt geldig zijn en zonder geldigheidstermijn worden geregistreerd.
Niet langer is in geschil dat is teruggekomen van de in het bestreden besluit ingenomen rechtsbeslissing dat eiser geen aanspraak meer kon maken op zijn opgebouwde vergoeding aan overwerkuren na zijn overplaatsing per 1 september 2018. Thans betwist eiser alleen of verweerder zijn rechtsbeslissing in zijn geval juist heeft toegepast. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de door hem overgelegde schermafbeelding onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het door verweerder overgelegde - naar perioden uitgesplitste - resultaat van onderzoek naar geregistreerde overuren onjuist is. De rechtbank gaat er vanuit dat indien eiser alsnog bewijs levert dat verweerder eisers aanspraak op vergoeding van overuren niet correct heeft geregistreerd verweerder dit zal herstellen.
Verweerder heeft op goede gronden geconcludeerd dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Immers ten onrechte is daarbij niet geconcludeerd dat eisers aanspraak op opgebouwde geregistreerde overuren niet is vervallen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.