ECLI:NL:RBDHA:2020:6825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
09/827650-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring verkrachting van een minderjarig meisje met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting van een minderjarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 augustus 2017 in Leiden, door gebruik te maken van zijn fysieke overwicht en geweld, het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte, geboren in 1988, heeft de minderjarige, die op dat moment 15 jaar oud was, misbruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en deze werden ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafoplegging. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de moeder van het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, waaronder de onderbroek van het slachtoffer en een iPhone van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827650-17
Datum uitspraak: 22 juli 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 27 januari 2020 (regie) en 8 juli 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.C. Peterse naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Leiden [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer] , te weten zijn leeftijdsoverwicht en/of zijn grotere/sterkere postuur en/of zijn geestelijke/verstandelijke overwicht en/of
- het vastpakken/vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- het wegduwen van de hand(en) van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds plaatsen/duwen zijn handen onder de kleding van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds steken van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het steken van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen/betasten van een/de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van haar hand (over zijn kleding) op zijn penis;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Leiden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het steken van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen/betasten van een/de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van haar hand (over zijn kleding) op zijn penis;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Leiden, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer] , te weten zijn leeftijdsoverwicht en/of zijn grotere/sterkere postuur en/of zijn geestelijke/verstandelijke overwicht en/of
- het vastpakken/vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- het wegduwen van de hand(en) van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds plaatsen/duwen zijn handen onder de kleding van die [slachtoffer]
en/of
- het onverhoeds steken van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het plaatsen van zijn hand(en) onder/in de BH en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen/betasten van een/de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van haar hand (over zijn kleding) op zijn penis;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Leiden met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het plaatsen van zijn hand(en) onder/in de BH en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen/betasten van een/de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van haar hand (over zijn kleding) op zijn penis;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Hierbij heeft de verdediging geconcludeerd dat het onvoldoende zeker is dat de verdachte degene is geweest die aangeefster heeft lastiggevallen.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde seksuele handelingen: de aangeefster en de verdachte. Wanneer dan de verdachte de seksuele handelingen ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van de aangeefster – als getuige – als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Voor een bewezenverklaring moet er sprake zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan de aangeefster. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde opleveren.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Bewijsmiddelen
Ter beantwoording van de vraag of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] op 12 augustus 2017 heeft afgesproken in de buurt van [plaats] in Leiden met een man die zich [naam 1] noemde en zei dat hij 19 jaar oud was. [2]
De man was een kop groter. [3] [slachtoffer] heeft een heel iel postuur – zij weegt 30 à 32 kilo – en is ongeveer 1,48 meter lang. [4] [slachtoffer] heeft een IQ van 56 [5] en functioneert sociaal emotioneel op het niveau van een meisje van een jaar of zes. [6] [slachtoffer] heeft de man desgevraagd verteld dat zij vijftien jaar oud was. [7]
Op een bankje achteraf in het bos [8] , begon de man te knuffelen en ging daar mee door, ook al zei [slachtoffer] dat ze dat niet wilde. Daarna ging hij overal aan haar zitten. [9] De man kneep in haar reet en haar borsten. De man pakte haar vast, ging achter en voor haar staan en hield haar de hele tijd vast. [10] Hij maakte haar broekriem los, maakte de knoop en de rits van haar broek open en ging heen en weer over haar vagina. Hij bleef daar de hele tijd maar aanzitten en ging met zijn rechter middelvinger in haar kut. [slachtoffer] zei: ‘Nee, hou daar eens mee op!’ De man haalde de hand van [slachtoffer] uit haar zak en legde de hand, boven zijn kleding, op zijn pik. [11] [slachtoffer] is weggegaan toen de verdachte ergens ging staan omdat hij moest plassen. [12]
Later die dag hebben [slachtoffer] en haar vriendin [getuige 1] een WhatsApp (berichten) gesprek, waarin [slachtoffer] aan [getuige 1] vraagt of zij ene [naam 1] kent. [slachtoffer] heeft om 14:02 uur [getuige 1] het nummer gestuurd waarmee zij contact heeft gehad met de man met wie zij had afgesproken. [13] Zij heeft dat nummer, [telefoonnummer] , die dag ook aan haar moeder gegeven. [14]
[getuige 1] heeft om 14:03 uur naar dat nummer een WhatsApp bericht gestuurd. De gebruiker van dat nummer bevestigt desgevraagd dat hij [naam 1] heet, dat hij die dag met een klein meisje heeft afgesproken dat 15 jaar oud is en dat hij haar heeft geknuffeld. Op de vraag van [getuige 1] of hij [slachtoffer] kent, heeft de man geantwoord dat hij haar die dag voor het eerst zag, dat hij spijt heeft en dat hij de telefoon gaat weggooien. [15]
[slachtoffer] heeft die middag ook een andere vriendin, [getuige 2] per Whatsapp verteld ‘dat zij door een jongen was aangedrongen’ en haar het eerder genoemde nummer ( [telefoonnummer] ) gegeven. [getuige 2] wist gelijk welke jongen [slachtoffer] bedoelde, omdat zij datzelfde nummer eerder ook had. [16] In februari 2017 is [getuige 2] bij de politie geweest in verband met een mogelijke aanranding. Zij had toen contact met de aanrander via Whatsapp gesprekken. Deze man had een Facebook account met de naam ‘ [naam 2] ’ en zij herkende destijds de aanrander van zijn profielfoto. [17]
[getuige 2] heeft de profielfoto van de man op de account ‘ [naam 2] ’ naar [slachtoffer] gestuurd. [18] [slachtoffer] herkent op de profielfoto de man met wie zij eerder die dag had afgesproken en heeft dat aan [getuige 2] en [getuige 1] laten weten. [19] [20]
Ter zitting op 8 juli 2020 is diezelfde foto aan de verdachte getoond. Hij heeft verklaard dat hij de man op die foto is. [21] Hij heeft ter zitting ook verklaard dat hij sinds die dag steeds vraagt hoe oud de meisjes zijn met wie hij afspreekt.
De onderbroek die [slachtoffer] droeg ten tijde van het feit is in beslag genomen, voorzien van [nummer 1] en naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) gestuurd. [22] De onderbroek is bij het NFI op vier plaatsen bemonsterd. Het vierde monster, [nummer 2] , is afgenomen aan de binnenzijde van de onderbroek, aan de voorkant. Van het mannelijk DNA in deze bemonstering is een Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Dit Y-chromosomale DNA-profiel matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel [nummer 3] van de verdachte. Dit betekent dat deze bemonstering een relatief geringe hoeveelheid mannelijk DNA bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte, of van een in de mannelijk lijn aan de verdachte verwante man. Het NFI rapporteert dat het zeer veel waarschijnlijker is dat het mannelijk DNA in de bemonstering [nummer 2] afkomstig is van de verdachte of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man dan dat het mannelijk DNA in de bemonstering [nummer 2] niet afkomstig is van de verdachte, maar van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man. In getallen uitgedrukt betekent de bevinding ‘zeer veel waarschijnlijker’ 10.000 tot 1.000.000 keer waarschijnlijker. [23]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaringen van [slachtoffer] . Zij heeft tegenover de politie twee keer gedetailleerd en consistent verklaard over wat er op 12 augustus 2017 in Leiden is gebeurd. De verklaringen komen bovendien in grote lijnen overeen met hetgeen [slachtoffer] direct na haar ontmoeting met de man aan haar moeder, aan [getuige 2] en aan [getuige 1] heeft verteld.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] de handelingen die zij heeft beschreven, waaronder het met de vinger seksueel binnendringen van de vagina, onder dwang heeft ondergaan. Die dwang bestond uit geweld. Het vastpakken en vasthouden van [slachtoffer] , en het haar onverhoeds betasten, terwijl [slachtoffer] kenbaar maakte dat zij niet gediend was van de aanrakingen van de man, kunnen niet anders dan als geweld worden gekenmerkt. De dwang bestond er ook uit dat de man misbruik maakte van de omstandigheid dat hij groter en ouder was dan [slachtoffer] . Dat er sprake was van dwang blijkt bovendien uit de omstandigheid dat het [slachtoffer] pas lukte om weg te gaan toen de man ging plassen. De rechtbank is van oordeel dat de bij [slachtoffer] verrichte handelingen kunnen worden gekwalificeerd als hetgeen onder primair is tenlastegelegd.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat het verdachte is die deze handelingen bij [slachtoffer] heeft verricht. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank de hiervoor weergegeven waarschijnlijkheidsuitspraak van het NFI over het in de onderbroek van [slachtoffer] aangetroffen DNA. Ook betrekt de rechtbank de inhoud van het Whatsapp-gesprek dat [getuige 1] heeft met de gebruiker van het nummer dat [slachtoffer] heeft gebruikt om met de man af te spreken, alsook de omstandigheid dat [getuige 2] dit nummer herkent als dat behorende bij een profielfoto van Facebook, waarop [slachtoffer] verdachte herkent. Verdachte zelf heeft ook verklaard dat hij diegene op die foto is. Die omstandigheden, vervat in de hiervoor in de voetnoten weergegeven bewijsmiddelen, tezamen en in onderling verband bezien, maken dat er voldoende steunbewijs is voor hetgeen [slachtoffer] in haar verklaring heeft gesteld.
Op basis van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde – verkrachting – heeft begaan
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
op 12 augustus 2017 te Leiden [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid te weten
- het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer] , te weten zijn leeftijdsoverwicht en/of zijn grotere postuur en
- het vastpakken/vasthouden van die [slachtoffer] en
- het onverhoeds plaatsen
vanzijn handen onder de kleding van die [slachtoffer] en
- het onverhoeds steken van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het steken van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] en
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en
- het knijpen/betasten van de borsten en billen van die [slachtoffer] en
- het plaatsen van haar hand over zijn kleding op zijn penis.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft in zijn strafeis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij een op te leggen straf rekening te houden met het tijdsverloop en met de gevolgen voor de huisvesting en uitkering van de verdachte als hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verkrachting vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat is des te kwalijker wanneer het slachtoffer, zoals de 15-jarige [slachtoffer] , minderjarig is en alleen al daarom kwetsbaar is. De verdachte heeft misbruik gemaakt van die kwetsbare positie, alsmede van het overwicht dat hij uit hoofde van zijn leeftijd en zijn postuur op haar had. Daarbij komt dat [slachtoffer] , zo blijkt uit een verklaring van haar moeder, een laag IQ heeft en sociaal-emotioneel op het niveau van een meisje van een jaar of zes functioneert. De verdachte heeft slechts oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en heeft daarbij niet stilgestaan bij de schade die hij bij zijn minderjarige slachtoffer en haar omgeving zou kunnen aanrichten, hetgeen de rechtbank de verdachte aanrekent.
Het afdwingen van seksuele handelingen veroorzaakt in veel gevallen ernstige, blijvende psychische schade. Dat is ook zo in dit geval. Bij het verzoek tot schadevergoeding is een rapport van 11 juni 2018 gevoegd, opgesteld door een medewerker van de jeugdgezondheidszorg, waarin staat dat [slachtoffer] door het gebeuren slecht is gaan slapen, minder is gaan eten en bepaalde plekken is gaan vermijden. Zij kreeg problemen op school, voelde zich schuldig over wat er is gebeurd en heeft zichzelf pijn gedaan om de pijn van binnen te vergeten. Deze gevolgen zijn aan het zelfzuchtige handelen van verdachte te wijten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank beschikt over het strafblad van de verdachte van 12 juni 2020. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een zedendelict is veroordeeld.
Er is geen advies van de reclassering. Het Leger des Heils heeft de verdachte tweemaal uitgenodigd op diens BRP-adres, maar geen reactie ontvangen.
Ten tijde van het delict had de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij inmiddels een kamer heeft en een uitkering.
Op te leggen straf
De Oriëntatiepunten voor straftoemeting geven voor verkrachting een oriëntatiepunt van 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht in dit geval een kortere en deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer op zijn plaats.
Hoewel het een ernstig feit betreft, moet de rechtbank constateren dat het feit bijna drie jaar geleden is gepleegd. Het onderzoek was in 2018 geheel afgerond, maar de zaak is niet eerder dan eind 2019 door het Openbaar Ministerie bij de rechtbank aangebracht. Ter zitting heeft de officier van justitie gesteld dat dit eerder had moeten gebeuren en de rechtbank is dat met hem eens. Door deze vertraging hebben het slachtoffer en de verdachte onnodig lang in onzekerheid verkeerd over of en hoe de zaak zou worden afgedaan. De rechtbank zal de overschrijding van de redelijke termijn in strafverminderende zin betrekken in haar vaststelling van de op te leggen gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van hierna te melden duur. Een deel van die straf – ook hierna te melden – wordt voorwaardelijk opgelegd, en is bedoeld om de verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel, nu er geen daartoe strekkend advies van de reclassering ligt, geen bijzondere voorwaarden verbinden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] , vertegenwoordigd door haar moeder [naam moeder slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.500,-. De benadeelde partij heeft verzocht dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Over de wettelijke rente heeft de officier van justitie geen standpunt ingenomen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, bij een eventuele veroordeling voor het meest subsidiaire feit, de vordering van de benadeelde partij te matigen. Over de wettelijke rente heeft de verdediging geen standpunt ingenomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter zake van de immateriële schade kan op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 12 augustus 2017, de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.500,-
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,-, subsidiair 30 dagen gijzeling, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] .

9.De inbeslaggenomen goederen

Op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen staan twee voorwerpen: een onderbroek (nummer 1) en een Apple IPhone (nummer 2).
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het kledingstuk wordt teruggegeven aan [slachtoffer] en dat de Apple IPhone wordt teruggegeven aan de verdachte.
98.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [slachtoffer] gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp en de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verkrachting;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
acht (8) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de veroordeelde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling zal worden toegepast voor de duur van dertig (30) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan [slachtoffer] van het inbeslaggenomen voorwerp zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 1 (onderbroek);
gelast de teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp zoals vermeld op de beslaglijst onder de nummers 2 (Apple IPhone).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. I.K. Spros, rechter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van de Wetering, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017229416-, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 255).
2.Proces-verbaal bevindingen informatief gesprek zeden, p. 11-13.
3.Proces-verbaal bevindingen informatief gesprek zeden, p. 12.
4.Proces-verbaal aangifte, p. 18.
5.Proces-verbaal bevindingen informatief gesprek zeden, p. 13.
6.Proces-verbaal aangifte, p. 16.
7.Proces-verbaal bevindingen informatief gesprek zeden, p. 13.
8.Proces-verbaal bevindingen informatief gesprek zeden, p. 11.
9.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 33.
10.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 38-39.
11.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 40-42.
12.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 34.
13.Proces-verbaal bevindingen, p. 199, bijlage 5, p. 234, met fotobijlage p. 242.
14.Proces-verbaal aangifte, p. 17.
15.Proces-verbaal bevindingen, p. 199, bijlage 6, p. 245 en 247.
16.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 93-95.
17.Proces-verbaal bevindingen, p.72.
18.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 97-98.
19.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 98.
20.Proces-verbaal bevindingen, p. 199, bijlage 5, p. 234-235, met fotobijlage p. 243.
21.Verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 juli 2020.
22.Los proces-verbaal relaas forensisch onderzoek, 7 juli 2020, ongenummerd.
23.Geschrift, te weten een NFI-rapport van 18 april 2019, p. 180-183.