ECLI:NL:RBDHA:2020:6818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die zich had ziekgemeld na haar bevallingsverlof. Eiseres, voorheen werkzaam als thuiszorgmedewerkster, had zich op 18 maart 2017 ziekgemeld met lichamelijke en psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) zorgvuldig hebben gehandeld bij het opstellen van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van hun bevindingen. Eiseres had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar de verzekeringsarts b&b concludeerde dat zij per 17 januari 2019 niet meer dan 21,22% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Eiseres voerde aan dat de verzekeringsarts b&b niet zorgvuldig had gehandeld door geen informatie van haar huisarts af te wachten, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende medische gegevens had om tot een juiste beoordeling te komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6344

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. van der Heide-Boertien),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van
17 januari 2019 eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
Bij besluit van 22 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Deze zaak is behandeld op 25 juni 2020 door middel van een Skype-zitting. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [A] , de broer van eiseres, heeft telefonisch voor eiseres het woord gevoerd.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres, voorheen werkzaam als fulltime thuiszorgmedewerkster, heeft zich aansluitend aan haar bevallingsverlof op 18 maart 2017 ziekgemeld met lichamelijke en psychische klachten. De lichamelijke klachten bestaan uit schouder-, bekken en rugklachten en een te langzaam werkende schildklier (hypothyreoïdie). Aan eiseres is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. In het kader van de zogenoemde eerstejaars ZW-beoordeling heeft medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Na een bezwaarprocedure is bij besluit van 8 november 2018 vastgesteld dat eiseres niet meer dan 65% van het maatmanloon kan verdienen. De ZW-uitkering van eiseres is toen voortgezet. Op
12 december 2018, aan het einde van de wachttijd, heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd, waarop verweerder bij het primaire besluit heeft beslist.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres per 17 januari 2019, de datum in geding, niet meer dan 21,22% arbeidsongeschikt is te achten en daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering.
3.1
Eiseres voert in beroep aan dat het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) niet zorgvuldig tot stand is gekomen aangezien informatie van de huisarts niet is afgewacht. De vraag is of en wanneer de brief met het verzoek om informatie door verweerder is verzonden naar de huisarts en of de brief naar het juiste adres is gestuurd. Eiseres heeft in beroep een tweetal brieven van de huisarts van 7 oktober 2019 en 8 april 2020 overgelegd waaruit volgt dat de brief met het verzoek om informatie van de verzekeringsarts b&b door de huisarts niet is ontvangen. Ook heeft eiseres medische informatie overgelegd, zijnde een brief van de huisarts van 1 oktober 2019 en een brief van psychotherapeut [psychotherapeut] en psycholoog [psycholoog] . Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat verweerder in de beroepsfase deze medische informatie voor een reactie had moeten voorleggen aan de verzekeringsarts b&b.
3.2
Eiseres voert verder aan dat de ongegrondverklaring van het bezwaar in deze zaak haaks staat op de beslissing die is genomen in het kader van de eerstejaars Ziektewet- beoordeling. In de optiek van eiseres is haar gesteldheid sinds de eerste ziektedag ongewijzigd. Tijdens de Skype-zitting heeft de gemachtigde van eiseres tegen die achtergrond naar voren gebracht dat eiseres, anders dan in het rapport van de verzekeringsarts b&b staat vermeld, overdag tot weinig in staat is door haar klachten. Met name de medische urenbeperking van maximaal 32 uur per week, geduid in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling, is nog steeds op eiseres van toepassing. Deze urenbeperking is volgens de gemachtigde van eiseres door de verzekeringsarts b&b in de bezwaarprocedure, die plaatsvond in de eerstejaars ZW-beoordeling, toegevoegd aan de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Het bevreemdt eiseres dat een paar weken later, bij de WIA-beoordeling deze urenbeperking niet meer is geduid.
3.3
Tevens voert eiseres aan dat zonder een zorgvuldige vaststelling van beperkingen geen FML kan worden opgesteld. Omdat eiseres het medisch onderzoek onzorgvuldig vindt en zij zich niet kan verenigen met de FML, kunnen de door de arbeidsdeskundige geduide functies reeds om die reden evenmin als passend worden aangemerkt.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2
De primaire verzekeringsarts heeft op 3 januari 2019 lichamelijk en psychisch onderzoek bij eiseres verricht en aan de hand van zijn bevindingen een FML opgesteld waarin hij de beperkingen van eiseres heeft vastgelegd. Er zijn beperkingen voor zware rug en arm belastende arbeid aangenomen. Eiseres mag niet zwaar tillen, duwen en trekken. Ook is hoog frequent buigen beperkt en trillingsbelasting aan de rug is niet toegestaan. Langdurig boven schouderhoogte werken is rechts beperkt. Bij het zitten moet eiseres kunnen vertreden. Ook is lang staan en lopen licht beperkt. Uit preventieve overwegingen mag bovendien de concentratie niet boven normaal belast worden. Ook heeft de verzekeringsarts eiseres uit preventief oogpunt enigszins beperkt geacht voor het te werken aantal uren per week. Dit betekent dat eiseres gemiddeld ongeveer 8 uur per dag en ongeveer 40 uur per week kan werken. Ook is een beperking geduid voor ’s avonds en ’s nachts werken.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres op de hoorzitting van 4 juli 2019 gezien, waarna een medisch onderzoek is verricht. Hierbij is aandacht besteed aan zowel de lichamelijke als de psychische klachten van eiseres. Ook heeft de verzekeringsarts b&b geprobeerd om medische informatie van de huisarts te verkrijgen, maar dat is niet gelukt.
De verzekeringsarts b&b heeft, evenals de primaire verzekeringsarts, vastgesteld dat bij eiseres sprake is van een licht afgenomen lichamelijke en psychische belastbaarheid. De beperkt objectiveerbare klachten van het bewegingsapparaat beperken eiseres enigszins maar laten een geschiktheid voor fysiek minder belastende arbeid zeker toe, aldus de verzekeringsarts b&b. Er is geen reden om meer beperkingen aan te nemen. Ook met betrekking tot de psychische klachten kan de verzekeringsarts b&b zich vinden in de aangegeven beperkingen. De psychische klachten betreffen een beeld van spanningsklachten in combinatie met enige depressieve verschijnselen. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om van een fors beperkende depressie uit te gaan omdat de gehele presentatie van eiseres en haar dagverhaal daar niet bij passen. De FML geeft de mogelijkheden van eiseres juist weer, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Vaststaat dat de verzekeringsarts b&b bij brief van 5 juli 2019 medische informatie heeft opgevraagd bij de huisarts van eiseres. Deze brief zit in het dossier. Uit de door eiseres overgelegde brief van de huisarts van 8 april 2020 blijkt echter dat deze huisarts de bedoelde brief van de verzekeringsarts b&b niet heeft ontvangen. Dat als gevolg hiervan in de bezwaarfase geen medische informatie beschikbaar is gekomen van de huisarts, leidt rechtbank echter niet tot een ander oordeel over de zorgvuldigheid van het onderzoek. De verzekeringsarts b&b beschikte namelijk over voldoende medische gegevens - mede verkregen uit eigen onderzoek - om een juist beeld van de medische toestand van eiseres te verkrijgen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat dezelfde verzekeringsarts b&b, namelijk verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts] , ook in de bezwaarprocedure in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling een medisch onderzoek heeft verricht. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de verzekeringsarts b&b goed op de hoogte was van de klachten en beperkingen van eiseres.
4.5.1
De rechtbank heeft tevens geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de beperkingen van eiseres op basis van het medisch onderzoek zijn onderschat. Er zijn met betrekking tot de lichamelijke klachten diverse beperkingen opgenomen in de FML. Er is geen aanleiding de stelling dat eiseres met de thans ter beoordeling voorliggende FML tekort is gedaan, te meer niet daar met betrekking tot de lichamelijke klachten bij de medische onderzoeken van de verzekeringsartsen slechts beperkte afwijkingen konden worden geobjectiveerd. Dit geldt ook voor de hoofdpijnklachten waarvan eiseres tijdens de hoorzitting te kennen had gegeven last te hebben. Deze klachten vormden voor de verzekeringsarts b&b reden om zekerheidshalve medische informatie bij de huisarts van eiseres in te winnen, hetgeen, zoals hiervoor reeds staat vermeld, niet was gelukt. Uit de door eiseres in beroep overgelegde brief van de huisarts van 1 oktober 2019, met daarbij gevoegd een specialistenbericht van de afdeling neurologie van 2 september 2019, volgt dat er voor de hoofdpijnklachten geen structurele afwijkingen bij het onderzoek naar voren zijn gekomen. Ook overigens bevat de brief van de huisarts geen nieuwe medische informatie waaruit volgt dat de verzekeringsartsen van het Uwv de lichamelijke klachten van eiseres hebben onderschat. De in de brief vermelde klachten waren bekend bij de verzekeringsartsen en zijn betrokken bij hun beoordeling. De rechtbank kan zich verenigen met het standpunt van verweerder dat er daarom geen reden was om de bedoelde informatie van de huisarts voor een inhoudelijke reactie voor te leggen aan de verzekeringsarts b&b.
4.5.2
Dit laatste geldt ook voor de door eiseres in beroep overgelegde brief van i-psy van 20 november 2019. Deze brief is nagenoeg identiek aan de brief van i-psy van 9 mei 2018 die al in het dossier van verweerder zit en waarvan de verzekeringsarts b&b al in een eerder stadium kennis heeft genomen. Op basis van die brief heeft de verzekeringsarts b&b namelijk een aanvullende beperking aangenomen voor item 1.9.5 (aangewezen zijn op een voorspelbare werksituatie) in de FML die is opgesteld in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling. Alle in die FML vermelde beperkingen op psychisch gebied zijn verder overgenomen in de FML die is opgesteld in het kader van de onderhavige WIA-beoordeling. De rechtbank vindt niet dat eiseres hiermee tekort is gedaan. Niet medisch objectiveerbaar is onderbouwd dat de psychische klachten van eiseres in de periode tussen de eerstejaars ZW-beoordeling en de WIA-beoordeling dusdanig zijn toegenomen dat zij als gevolg hiervan bij de tweede beoordeling als beperkter dient te worden beschouwd. Dit volgt evenmin uit de uit de beschikbare medische informatie van i-psy.
4.5.3
Het feit dat bij de eerstejaars ZW-beoordeling, in de primaire fase, wel een urenbeperking is aangenomen, betekent niet dat de verzekeringsartsen in deze WIA-beoordeling niet tot een ander oordeel konden komen. Niet alleen betreft het hier een andere beoordeling dan een WIA‑beoordeling, maar er is ook een ander beoordelingsmoment aan de orde. Daarbij komt dat voor het aannemen van een urenbeperking eerst plaats is, indien met het stellen van beperkingen in de FML niet op voldoende wijze aan de door verweerder erkende klachten van eiseres tegemoet kan worden gekomen. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende gemotiveerd waarom er bij eiseres geen indicatie meer is om een urenbeperking van maximaal 32 uur per week aan te nemen. De urenbeperking was in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling met name geduid vanwege de lichte slaapklachten van eiseres. Deze zijn er volgens de verzekeringsarts b&b mogelijk nog steeds, maar er zijn geen argumenten om aan te nemen dat daaruit zodanige energetische beperkingen voortkomen dat om die reden onverminderd een urenbeperking moet worden aangenomen. Hierbij heeft hij het dagverhaal van eiseres betrokken en het feit dat eiseres geen verhoogde rust- of recuperatiebehoefte heeft. Dat de verzekeringsarts b&b het dagverhaal van eiseres hierbij te rooskleurig heeft ingeschat is de rechtbank niet gebleken. Daarbij komt dat er volgens de verzekeringsarts b&b ook geen andere gronden zijn om een urenbeperking aan te nemen, waarmee hij bedoelt een urenbeperking vanwege een beperkte beschikbaarheid in verband met een noodzakelijke medische behandeling of vanuit preventief oogpunt ter voorkoming van een verslechtering van de medische toestand van de betrokkene. Eiseres heeft in beroep daarom onvoldoende onderbouwd waarom verweerder ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen.
4.6
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. In de Resultaat functiebeoordelingen heeft de arbeidsdeskundige de signaleringen van een toelichting voorzien. Daarmee is in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat eiseres de werkzaamheden verbonden aan de functies kan verrichten, ondanks overschrijdingen van de belastbaarheid.
4.7
Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 17 januari 2019 een WIA-uitkering is geweigerd.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juli 2020 door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.