Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2020 in de zaken tussen
[eiser] , eiser, v-nummer: [nummer] ,
,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, die op 3 september 2019 een asielaanvraag hebben ingediend, verweerder verzocht hen op te nemen in de nationale asielprocedure, omdat de overdracht aan Frankrijk op grond van de Dublinverordening niet binnen de gestelde termijn van zes maanden heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft dit verzoek (voorlopig) geweigerd, waarop eisers beroep hebben ingesteld. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van de beroepen kennis te nemen, omdat de beslissing van verweerder om eisers niet op te nemen in de nationale procedure geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de brief van verweerder van 23 april 2020 geen rechtsgevolg heeft en dus niet als een besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvragen op Nederland is overgegaan, maar dat de beslissing wanneer de asielprocedure wordt gestart een interne procedure betreft waartegen geen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart zich onbevoegd om van de beroepen kennis te nemen.